Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 januari 2016
[naam] ,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
Petrotechnical Data Systems B.V.,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Verdere beoordeling van het hoger beroep
[naam] (hierna: [S] ). Bij die gelegenheid – maart 2010 - zijn [D] , [K] en [S] in privé, evenals hun persoonlijke vennootschappen, met elkaar en met PDS Holding en de Stichting Administratiekantoor van PDS Holding, een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) aangegaan.
“Situational Factor”(art. II.7. b van de aandeelhoudersovereenkomst). Deze laatste heeft een waarde van 0,25 in het geval van
“Termination by the Employer for‘Reasonable Employer Cause’. Daarover is in art. II.7.c sub (i) en (ii) van de aandeelhoudersovereenkomst bepaald:
Employee’s sustained failure through inability or unwillingsness to perform duties in a manner commensurate with the scope and level of responsibilities of the role or to a reasonably required level of competence, sustained insubordination or non-cooperation, material breaches of Employer or client contract or policies, actions taken in a willful or negligent manner causing or likely to cause serious damage, e.g. criminal acts or misdemeanours, abusive, disruptive or discriminatory behaviour, or breaches of workplace policies, or
Employer’s termination of business activities in which Employee is engaged, the Employee having unreasonably refused to accept a materially equivalent alternative role.”
1 mei 2012 opgezegd.
“Bad Leaver”niet. Het hof begrijpt het standpunt van [K] aldus dat zij stelt dat er geen sprake is van een
“Reasonable Employer Cause”(art. II.7.c sub (ii) van de aandeelhoudersovereenkomst) en dus ook geen
“Situational Factor”van 0,25 (art. II.7. b van de aandeelhoudersovereenkomst).
incompatibilité des humeurs(akte in hoger beroep sub 15) en dat zij erkent er grote moeite mee te hebben gehad dat [D] gezag over haar uitoefende (pleitnota sub 4,5,6 en 9 sub H en J). Zij vindt dat zij zich dat niet behoefde te laten welgevallen. Op dit punt is van belang dat de verhoudingen nu eenmaal zo waren dat [D] – hij was middellijk enig statutair bestuurder van PDS - gezag over [K] had. Daarmee is overigens niet gezegd dat [K] in hoofdzaak verantwoordelijk was voor het verstoord raken van de verhouding.
selfmadeis. De stelling van [K] dat zij in 2004 al haar tijd had gestoken in het opzetten van contacten met Shell, het opzetten van het kantoor te Rijswijk en het rekruteren en organiseren van het overnemen van freelancers van Shell, is in dat licht onvoldoende uitgewerkt om tot een ander oordeel te komen.
“Situational Factor”van 0,25 wordt gehanteerd vanwege een
“Reasonable Employer Cause”(zie r.o. 1.4). Dit laatste is overigens sterk de vraag nu het bij een
“Reasonable Employer Cause”gaat om – kort samengevat en geparafraseerd – ernstig verwijtbare schending van het goedwerknemerschap.
€ 905.447,09 aan pensioenschade niet geheel als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag wordt toegewezen (memorie van grieven sub 58/63). Aan die voorwaarde is voldaan.
“perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen”, maar daar is geen beroep op gedaan.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Den Haag van 18 maart 2013;
- veroordeelt [K] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van PDS tot op heden begroot op € 683,-- aan griffierecht en € 4.470,-- (5 punten, tarief II) aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.