Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1 november 2013 van de rechtbank Rotterdam.
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen;
- de vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen;
- het gezag over de minderjarigen;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderalimentatie);
- de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie) en
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
- tussen partijen, op [datum] 1993 gehuwd te Turkije, de echtscheiding uit te spreken;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn;
- te bepalen dat de man maandelijks met een bedrag van € 582,- per kind dient bij te dragen in de kosten van de minderjarigen, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
- te bepalen dat de man maandelijks een bedrag van € 2.000,- dient bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw;
- de afwikkeling van de tussen partijen overeengekomen huwelijksvoorwaarden dan wel de verdeling en/of verrekening van het vermogen vast te stellen conform het verzoek van de vrouw en te bepalen dat de helft van het spaargeld van partijen ad € 300.000,- toebedeeld wordt aan de vrouw en dat de man ter verrekening aan de vrouw een bedrag voldoet ad minimaal € 150.000,- althans een bedrag welke het hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
- te bepalen dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.
- primair het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel om het verzoek van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide procedures;
- in incidenteel hoger beroep: