Ten onrechte heeft de kantonrechter de vordering van appellant afgewezen.
12. Geïntimeerden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij hebben onder meer aangevoerd dat [broer een] de moeder - die inmiddels 85 jaar oud is - heeft willen ontlasten en dat daarom het registergoed aan hem is toegedeeld voor de prijs van € 55.000,-. Die prijs is door de moeder bepaald en is tot stand gekomen door eerdere biedingen op het registergoed. Tot op heden heeft zich geen potentiële koper gemeld voor een hoger bedrag. Evenmin wenst appellant of een van de andere erfgenamen het registergoed voor het bedrag van € 163.000,- over te nemen van [broer een] . Geïntimeerden wijzen erop dat appellant al in 2005 een boedelvolmacht aan de moeder heeft verleend, waardoor zij in beginsel met het registergoed kon doen wat zij wilde. Daarnaast heeft de toedeling aan [broer een] plaatsgevonden onder de vermelding dat alle erfgenamen hun aandeel zouden behouden bij de verdere afwikkeling. Het enkele feit dat het registergoed achteraf door een aantal taxateurs hoger wordt gewaardeerd dan de waarde waarvoor het aan [broer een] is toegedeeld, verplicht de moeder noch [broer een] om op basis van een hogere waarde met appellant en de andere erfgenamen af te rekenen.
13. Het hof zal de grieven van appellant hierna gezamenlijk behandelen.
Ontbonden huwelijksgemeenschap en nalatenschap
14. Het hof overweegt als volgt. Zoals hierboven reeds is overwogen, maakte het aan [broer een] toegedeelde registergoed deel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en de moeder. De nalatenschap van erflater bestaat uit de onverdeelde helft in die ontbonden huwelijksgemeenschap. Dit houdt in dat wat behoort tot de nalatenschap van erflater pas kan worden vastgesteld nadat de ontbonden huwelijksgemeenschap is verdeeld. De verdeling daarvan bepaalt wat tot de nalatenschap behoort. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de huwelijksgemeenschap is verdeeld.
15. De erfgenamen hebben een boedelvolmacht ondertekend waarin zij de moeder volmacht geven speciaal om hen te vertegenwoordigen ter zake van de ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en de moeder en de daarvan deel uitmakende nalatenschap van erflater (productie 5 bij de inleidende dagvaarding).
16. Volgens de tekst van de volmacht is de moeder onder meer gemachtigd om roerende en onroerende goederen en zaken, waaronder registergoederen, te verkopen en te leveren op de wijze, onder de voorwaarden en tegen de prijzen die zij raadzaam zal achten. Tevens is de moeder gemachtigd de verdeling tot stand te brengen, en voorts al datgene verder of meer te doen hetgeen ter zake van een juiste afwikkeling door de moeder raadzaam wordt geacht, alles met de macht van substitutie. De moeder is ook bevoegd tot rechtshandelingen waarbij de moeder zelf als wederpartij optreedt. Voorts heeft de opsomming van de speciale handelingen in de boedelvolmacht niet tot strekking enige andere handeling, welke dan ook, waarvoor een boedelvolmacht in onderhandse vorm kan worden gegeven, uit te sluiten.
17. Zoals appellant terecht stelt, heeft een van de erfgenamen, zijn broer [broer twee] (hierna: [broer twee] ), op de door hem ondertekende boedelvolmacht aangegeven een voorbehoud te maken ter zake de verkoop en levering van onroerende goederen en zaken, waaronder registergoederen. Echter, naar het oordeel van het hof is in casu sprake van (partiële) verdeling en niet van de verkoop en levering van het registergoed, tot welke verdeling de moeder volgens de volmacht bevoegd was en ten aanzien waarvan [broer twee] geen voorbehoud heeft geformuleerd. Bovendien heeft appellant onomwonden verklaard dat hij de partiële verdeling op zich in stand wenst te houden, zodat het hof ervan uitgaat dat hij geen concrete gevolgen verbindt aan zijn stelling dat in de notariële akte van verdeling van 11 mei 2010 ten onrechte melding wordt gemaakt van een volledige volmacht van [broer twee] aan de moeder.
18. Voor de feitelijke gang van zaken voorafgaande aan de verdeling van het registergoed en daarna, sluit het hof zich aan bij hetgeen de kantonrechter daarover heeft overwogen vanaf pagina 4 bovenaan tot en met de zin ‘
(…) welk aanbod [de dochter] heeft geweigerd.’ van het eindvonnis. Appellant heeft hiertegen geen grief gericht.
19. Gelet op deze feitelijke gang van zaken waarbij partijen geen onderscheid hebben gemaakt tussen het afwikkelen van de ontbonden huwelijksgemeenschap en het afwikkelen van de nalatenschap, en waarbij de erfgenamen een algemene volmacht aan de moeder hebben verleend om te handelen naar bevind van zaken om aan de onverdeeldheid een einde te maken, is het hof van oordeel dat de moeder op grond van die volmacht bevoegd was het registergoed aan [broer een] te doen toedelen voor de door haarzelf raadzaam geachte waarde van € 55.000,-.
20. Appellant heeft nadien bezwaar gemaakt tegen de bij de verdeling gehanteerde waarde van € 55.000,-. Naar het oordeel van het hof had het derhalve op zijn weg gelegen nadere gegevens omtrent de omvang en de samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en van de daarvan deel uitmakende nalatenschap van erflater te verstrekken. Nu appellant zulks heeft nagelaten, kan het hof niet vaststellen of appellant door de onderhavige partiële verdeling is benadeeld, zoals hij stelt. De door appellant voorgestane omkering van de bewijslast ter zake de waarde van het registergoed en de door hem voorgestane waardering van het registergoed conform het taxatierapport van het echtpaar [namen] (grieven I en II), maken dit niet anders.
21. Het hof overweegt voorts dat bij uitoefening van een volmacht jegens de volmachtgevers geen sprake kan zijn van wanprestatie (de tekortkoming in de nakoming van verbintenissen) aangezien volmachtverlening een eenzijdige rechtshandeling van de volmachtgever is. De gevolmachtigde is rekening en verantwoording verschuldigd aan de volmachtgever(s). Uit de stukken valt niet op te maken of die rekening en verantwoording reeds is verlangd of gedaan.
Van een onrechtmatige daad van de moeder dan wel van [broer een] is - gelet op hetgeen hierboven is overwogen - niet gebleken (grieven III tot en met V).
22. Voor zover appellant beoogt een beroep te doen op artikel 3:179 lid 2 BW (memorie van grieven randnummer 6), overweegt het hof dat voormeld artikellid alleen de mogelijkheid biedt nadere verdeling te vorderen van bij de verdeling overgeslagen goederen en niet inhoudt dat de verdeling zelf ongeldig is. De partiële verdeling zelf blijft derhalve in stand. Deze grond kan appellant derhalve evenmin baten.
23. Dit alles leidt tot de conclusie dat de grieven van appellant tevergeefs zijn voorgesteld en dat zijn vorderingen moeten worden afgewezen, hetgeen leidt tot bekrachtiging van de voormelde vonnissen. Aan het voorwaardelijk incidenteel appel van geïntimeerden komt het hof niet toe.
24. Gelet op het familierechtelijke karakter van de onderhavige zaak, zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof ziet geen aanleiding geïntimeerden te veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg. De andersluidende vorderingen van partijen zullen worden afgewezen.
25. Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat hieraan voorbij, alleen al omdat ieders bewijsaanbod onvoldoende concreet en specifiek is.
26. Mitsdien wordt als volgt beslist.