Beoordeling van het hoger beroep
2. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
Op 23 januari 2014 zijn twee huurovereenkomsten tot stand gekomen tussen Portaal als verhuurder en [X] en [Y] als huurders. De huurovereenkomsten hebben betrekking op de woning aan de [adres] te [plaats] en de parkeerplaats gelegen aan datzelfde adres met nummer […] . De maandelijkse huur voor de woning bedraagt laatstelijk € 705,64 en voor de parkeerplaats € 10,35.
Op 27 mei 2015 is [geïntimeerde] benoemd tot beschermingsbewindvoerder van [X] en [Y] .
[X] en [Y] hebben huurachterstanden laten ontstaan. Zij zijn door de deurwaarder herhaaldelijk gesommeerd tot betaling op een door hem aangegeven rekeningnummer. Dat heeft niet tot betaling geleid.
Bij e-mail van 26 juni 2015 aan Portaal heeft [geïntimeerde] zijn benoeming als bewindvoerder bekend gemaakt, de mogelijk verleende machtiging tot automatische incasso van de huurpenningen ingetrokken en verzocht om een opgave van een eventuele vordering van Portaal. In een e-mail van 18 augustus 2015 aan Portaal verzocht [geïntimeerde] om te worden teruggebeld over het treffen van een betalingsregeling. [geïntimeerde] gaf in die e-mail verder aan dat hij voor de betaling van de huur over een rekeningnummer en betalingskenmerk dient te beschikken en maandelijks een acceptgiro wenst te ontvangen.
In een e-mail van 2 oktober 2015 schreef [geïntimeerde] aan Portaal onder meer:
“Hoewel ik een ontvangstbevestiging van uw organisatie heb ontvangen, is mij tot op heden nog geen enkele huurnota toegestuurd. Ik verzoek u nogmaals met klem om al uw post in het vervolg aan mij te adresseren.”
3. Portaal vorderde in eerste aanleg, samengevat weergegeven, ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde woning en de parkeerplaats. Voorts vorderde zij veroordeling van [geïntimeerde] als bewindvoerder tot betaling van € 3.783,16, te vermeerderen met rente en incassokosten en te vermeerderen met de maandelijks verschuldigde huurlasten voor de periode vanaf 30 juni 2015 tot de ontbinding van de huurovereenkomsten en eenzelfde bedrag (ter zake van schadevergoeding) in geval [geïntimeerde] in gebreke blijft de gehuurde woning en de parkeerplaats te ontruimen. Tot slot vorderde Portaal veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
4. De kantonrechter heeft de geldvordering toegewezen, maar de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, en [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het geding.
5. In hoger beroep vordert Portaal, opnieuw samengevat weergegeven, vernietiging van het bestreden vonnis en ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde woning en de parkeerplaats, alsmede de veroordeling van [geïntimeerde] om die ontruiming te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen. Portaal vordert voorts de veroordeling van [geïntimeerde] als bewindvoerder tot betaling van € 4.724,16, te vermeerderen met een bedrag van € 705,64 voor elke maand of gedeelte van de maand, gelegen tussen 30 september 2015 en de dag van daadwerkelijke ontruiming, met rente en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
6. Met de grieven 1, 2 en 3 komt Portaal op verschillende gronden op tegen de afwijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van het gehuurde door de kantonrechter. De grieven zullen gezamenlijk worden behandeld.
7. Het hof stelt voorop dat het bewind is ingesteld voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding. Zoals uit de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) volgt, zijn de vorderingen terecht ingesteld tegen de bewindvoerder. 8. [geïntimeerde] heeft de in hoger beroep geformuleerde (opgelopen) geldvordering niet weersproken, zodat de hoogte van de vordering vaststaat.
9. Uit het bepaalde in artikel 6:265, lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter verder rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. Dat laat onverlet dat een tekortkoming van een voortdurende verplichting uit het verleden niet ongedaan kan worden gemaakt en dat nakoming met betrekking tot een dergelijke tekortkoming niet meer mogelijk is.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een huurachterstand. Die huurachterstand kwam ten tijde van de inleidende dagvaarding reeds overeen met ruim drie maanden huur en is na het vonnis van de kantonrechter opgelopen. Nu sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichting tot het (tijdig) betalen van huur is ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde op zijn plaats.
11. [geïntimeerde] voert evenwel aan dat de huurachterstand kan worden ingelopen, dat er aan Portaal verzoeken zijn gedaan om een betalingsregeling te treffen, en dat Portaal het hem niet mogelijk maakt om de maandelijkse termijnen te voldoen. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] zich hiermee beroept op de tenzij-bepaling van artikel 6:265, lid 1 BW, en verwerpt dat beroep. Noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep heeft [geïntimeerde] onderbouwd dat er een voor Portaal acceptabele betalingsregeling mogelijk is en tot welke betalingen hij namens [X] en [Y] in staat is. In ieder geval na het vonnis van de kantonrechter, waarin feitelijk een laatste kans is geboden om aan (de gemachtigde van) Portaal een betalingsregeling aan te bieden, had van hem een dergelijke onderbouwing mogen worden verwacht. Nu die is uitgebleven en bovendien de huurachterstand na het vonnis van de kantonrechter verder is opgelopen, kan in ieder geval thans niet (meer) worden geoordeeld dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. De stelling van [geïntimeerde] in zijn antwoordakte in hoger beroep dat Portaal geen enkel contact heeft opgenomen om tot een betalingsregeling te komen, miskent dat Portaal een opeisbare vordering heeft, zodat het initiatief tot het treffen van een betalingsregeling, waartoe Portaal ook niet verplicht is, bij [geïntimeerde] ligt.
12. [geïntimeerde] kan zich er naar het oordeel van het hof niet op beroepen dat zijn e-mail van 26 juni 2015 niet adequaat is beantwoord. De omvang van de vordering op dat moment volgde immers uit de op dat onderdeel niet weersproken inleidende dagvaarding, en het rekeningnummer waarop bevrijdend kon worden betaald was een en andermaal in de sommatiebrieven opgenomen. Zoals uit die sommatiebrieven en de inleidende dagvaarding was af te leiden, had Portaal de behandeling van haar vordering in handen gegeven aan de deurwaarder als gemachtigde. [geïntimeerde] kon daarom evenmin op 18 augustus 2015 volstaan met een e-mail aan het algemene e-mailadres van Portaal met het verzoek om te worden teruggebeld om over een structurele betalingsregeling te praten. Hoewel Portaal ook een dergelijke e-mail behoorde te beantwoorden, kon [geïntimeerde] bij de stand van zaken die na het vonnis van de kantonrechter was ontstaan, niet volstaan met een op geen enkele wijze onderbouwd verzoek om over een betalingsregeling te praten, maar had hij, om de ontbinding en de ontruiming mogelijk nog af te wenden, een deugdelijk gemotiveerd verzoek moeten doen aan bij voorkeur de betrokken deurwaarder. Hij heeft dat echter nagelaten en de huurachterstand bovendien verder laten oplopen. Dat [geïntimeerde] geen maandelijkse acceptgiro heeft ontvangen rechtvaardigt het oplopen van die huurachterstand niet, omdat (i) de betalingsverplichting daarvan niet afhankelijk was, (ii) [geïntimeerde] zich blijkens zijn e-mail van 2 oktober 2015 bewust was van de betalingsverplichting en (iii) hij uit de hem beschikbare stukken kon afleiden hoe hoog die verplichtingen waren en aan wie moest worden betaald. Daar komt bij dat in ieder geval duidelijk was dat er een forse huurachterstand was, zodat elke betaling als blijk van goede wil, aangewezen was geweest.
13. Het hof onderschrijft dan ook de stelling van Portaal dat de huurovereenkomsten thans moeten worden ontbonden. Dat betekent dat het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat de in hoger beroep geformuleerde vorderingen moeten worden toegewezen. Daarbij heeft te gelden dat ook de vordering tot ontruiming, tegen de bewindvoerder, en niet tegen [X] en [Y] moet worden uitgesproken. Het hof begrijpt dat dit ook de bedoeling van Portaal is, aangezien zij uitsluitend de bewindvoerder heeft gedagvaard, hetgeen impliceert dat zijn veroordeling wordt gevraagd. Portaal heeft daarom geen belang bij haar vordering dat [geïntimeerde] ook wordt veroordeeld de ontruiming te gedogen, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Voor zover Portaal wettelijke rente heeft gevorderd vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg over de daarna verschuldigde huurpenningen, moet die vordering eveneens worden afgewezen omdat er geen rente verschuldigd kan zijn over (toen nog) toekomstige termijnen. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen en, vanaf het moment van ontbinding tot aan de ontruiming, vanaf het moment waarop de schade wordt geleden.
14. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Zijn stellingen in hoger beroep geven geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat de in het ongelijk gestelde partij de kosten moet dragen.