Verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Bij voormeld tussenarrest heeft het hof een deskundigenbericht gelast. Bepaald is dat partijen zich bij akte dienen uit te laten over de vraag of er één of drie deskundigen moeten worden benoemd voor de waardering van de nog onverdeeld gebleven onroerende zaak, behorende tot de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap, bestaande uit een aandeel in de nog onverdeelde eigendom van drie percelen land, gelegen in het district [naam] op de uitmetingskaart van de landmeter [naam] op [datum] aangeduid met de letters ABCD, bekend als serie [kadastrale aanduiding] te Suriname (hierna ook: de onroerende zaak). Partijen dienen daarbij een voorstel te doen voor de te benoemen deskundige(n). Ook dienen zij te vermelden of zij overeenstemming hebben weten te bereiken over de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen dan aangeven of er nog specifieke vragen aan de deskundige(n) moeten worden voorgelegd waarna het hof daarover zal beslissen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
2. De vrouw geeft in haar voormelde akte aan dat zij thans primair wenst, dat haar de helft van de onderhavige onroerende zaak wordt toegedeeld. De redenen daarvoor liggen onder andere in de te verwachten toename van de waarde van de grond. Ook heeft zij op dit moment liever een aandeel in de onroerende zaak dan een uitbetaling in geld. Zij verzoekt (het hof begrijpt: vordert) deze gevorderde wijze van verdeling als zodanig toe te wijzen.
3. De man verweert zich tegen de door de vrouw gevorderde wijze van verdeling.
4. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft geen grief gericht tegen de toedeling van het aandeel van de man in de nog onverdeelde eigendom van de percelen. Zonder uitdrukkelijke instemming van de wederpartij, die ontbreekt, is het niet toegestaan na het indienen van de memorie van grieven nog een nieuwe grief aan te voeren. Voor zover de vrouw heeft bedoeld haar eis te wijzigen, is ook dat na indiening van het eerste processtuk dat partijen in hoger beroep hebben ingediend, in beginsel niet toegestaan. Het hof acht een wijziging van eis in de hiervoor omschreven zin in een zo laat stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde. Zoals uit het tussenarrest blijkt, staat vast dat partijen het erover eens waren dat de onroerende zaak aan de man wordt toegedeeld en aan de vrouw een vordering uit hoofde van onderbedeling ten laste van de man toekomt. Het hof heeft enkel nog te beslissen over de bij deze verdeling in aanmerking te nemen waarde. Daartoe dient een deskundige te worden benoemd. Voor zover de vrouw heeft bedoeld haar vordering dienaangaande te wijzigen - dit volgt niet duidelijk uit de akte van 14 april 2015 - wordt dit verzoek daarom afgewezen.
5. Uit de uitlatingen van partijen begrijpt het hof dat beiden de benoeming van één deskundige wensen, maar dat zij geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de persoon van de te benoemen deskundige.
6. Gelet op het vorenstaande zal het hof overgaan tot de benoeming van één deskundige.
7. De deskundige dient de voormelde, onverdeeld gebleven onroerende zaak, te waarderen tegen de waarde in het economisch verkeer daarvan op het tijdstip van taxatie, rekening houdend met het mogelijk daarop rustende levenslange zakelijk recht van vruchtgebruik, indien en voor zover dit zakelijk recht van vruchtgebruik inmiddels niet is geëindigd. Dit levenslange recht van vruchtgebruik is bij akte van 31 augustus 1964 toegekend aan de - inmiddels overleden - vader van de man en aan diens echtgenote, tevens moeder van de man, [naam]. Bij het hof zijn omtrent dit zakelijk recht van vruchtgebruik geen gegevens bekend.
8. De deskundige dient partijen de gelegenheid te bieden bij de opname aanwezig te zijn en alsdan opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit de schriftelijke rapportage (taxatierapport) moet blijken dat aan partijen deze gelegenheid is gegeven.
9. De deskundige zal een door hem ondertekend rapport van zijn bevindingen binnen drie maanden na het uitspreken van dit arrest ter griffie van het hof deponeren. Na ontvangst van het rapport zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren op het rapport.
10. Het hof zal gelet op het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan partijen geen voorschot opleggen en het aan de deskundige te betalen
voorschot van SRD 2.165,40 (€ 500,-)- voorlopig ten laste van ’s Rijks kas brengen.
11. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. A.E. Mink. Het hof zal bepalen dat de deskundige zijn onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, doch indien de raadsheer-commissaris daartoe aanleiding ziet, onder haar leiding.
12. Het hof zal zorgdragen voor de verzending van een kopie van deze beschikking met begeleidend schrijven aan de deskundige.
13. Indien de deskundige vragen heeft over de inhoud van zijn opdracht of over de te volgen procedure, kan hij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de contactpersoon mr. [naam] , onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer.
14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
15. Mitsdien wordt als volgt beslist.