ECLI:NL:GHDHA:2016:939

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
200.101.350/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake boedelscheiding en lasten van de voormalige echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de vrouw verzoekt om boedelscheiding en betaling van lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 19 oktober 2011, waarin de rechtbank een uitspraak heeft gedaan over de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen de partijen. De vrouw heeft drie grieven geformuleerd, maar de man heeft niet gereageerd op de memorie van grieven.

Het hof oordeelt dat de vrouw niet kan aantonen dat de VOF (vennootschap onder firma) is ontbonden en dat het vennootschappelijk vermogen voor verdeling vatbaar is. De vrouw stelt dat de man de lasten van de woning moet betalen, maar het hof concludeert dat er geen afspraken zijn gemaakt over de betaling van deze lasten. De man heeft geen kinderalimentatie betaald, maar dit verandert niets aan zijn verplichtingen met betrekking tot de woning.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de vrouw af. De vrouw moet haar eigen proceskosten dragen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Sector civiel
Zaaknummer : 200.101.350/02
Zaaknummer rechtbank : 358232/10-421

arrest van d.d. 5 april 2016

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.C. Mourits, te Den Haag,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
de advocaat van de man heeft zich onttrokken.

Het geding

Bij exploot van 10 januari 2012 is de vrouw in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 oktober 2011 tussen de partijen gewezen.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw 3 grieven geformuleerd.
De man heeft niet gediend voor memorie van antwoord.
De vrouw heeft haar procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.
Voor het procesverloop in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in zijn bestreden vonnis heeft gesteld.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals vastgesteld door rechtbank in het bestreden vonnis.
2. Door de vrouw wordt gevorderd, dat het het hof behage te vernietigen het vonnis van 19 oktober 2011 van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen in conventie en in reconventie, en opnieuw rechtdoende, bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door appellante gevorderde boedelscheiding (zoals uiteengezet onder punt 2 van genoemd vonnis) alsnog toe te wijzen en de door geïntimeerde gevorderde boedelscheiding (zoals uiteengezet onder punt 3 van genoemd vonnis) alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding.

Juridisch kader

3. Het hof overweegt als volgt. Uit de inleidende dagvaarding van de vrouw in eerste aanleg volgt dat partijen niet met elkaar waren getrouwd. Dit feit brengt met zich mede dat er in goederenrechtelijke zin geen allesomvattende gebonden gemeenschap is ontstaan zoals bij partijen die in de wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar zijn getrouwd.
4. De vrouw stelt in punt 4 van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg dat tot de gemeenschap van partijen behoren:
  • de echtelijke woning te [adres] ;
  • de VOF [naam man] ;
  • de inboedel van de echtelijke woning.
5. Een VOF is een gebonden gemeenschap. Het vennootschappelijk vermogen is pas voor verdeling vatbaar als de VOF is ontbonden. Om tot een verdeling te kunnen komen is vereist dat de omvang en samenstelling van het vennootschappelijk vermogen vast staat, in beginsel door middel van een boedelbeschrijving, en zal een slotbalans moeten worden opgemaakt om op de financiële verhoudingen tussen de vennoten te kunnen vaststellen.
6. De voormalige gezamenlijk bewoonde woning was een eenvoudige gemeenschap. De lasten van een dergelijke gemeenschap moeten gedragen worden conform ieders aandeel in deze gemeenschap tenzij partijen met elkaar anders zijn overeengekomen.
7. Gezien het feit dat er tussen partijen geen goederenrechtelijke gemeenschap van inboedel bestaat, kan het hof de inboedel niet verdelen. In goederenrechtelijke zin is degene eigenaar aan wie het goed is geleverd. Een goed kan aan beiden zijn geleverd maar op basis van de summiere gegevens kan het hof dat niet vaststellen.
8. Het hof zal de grieven van de vrouw bespreken met inachtneming van bovenstaand juridisch kader. Voorts wijst het hof er op dat ondanks dat de man niet in appel is verschenen de procedure op tegenspraak blijft en het hof de stellingen van de vrouw mede zal toetsen aan hetgeen de man in eerste aanleg heeft gesteld.

Grief 1

9. Het hof begrijpt uit de toelichting op grief 1 dat de vrouw van mening is dat de man de lasten met betrekking tot de gemeenschappelijke woning moet betalen. Nu de man geen kinderalimentatie heeft betaald dient de man in de visie van de vrouw de lasten van de woning voor zijn rekening te nemen.
10. Bij conclusie van antwoord in eerste aanleg, zie punt 7, heeft de man verweer gevoerd. De man heeft gesteld: “De man was niet gehouden, en heeft evenmin toegezegd, de volledige woonlasten te betalen totdat de woning verkocht zou zijn.”.
11. Het hof is van oordeel dat er tussen partijen geen afspraken zijn gemaakt dat de man de lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning als een eigen schuld zou voldoen. Het enkele feit dat de man geen kinderalimentatie heeft betaald brengt niet anders mee. Op basis van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 november 2009 - waarbij de rechtbank ten laste van de man met ingang van 6 mei 2009 een kinderalimentatie van € 582,50 per maand per kind heeft bepaald - had de vrouw executiemaatregelen kunnen treffen. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar eigen rekening en risico. De grief treft geen doel.

Grief 2 en 3

12. Processtukken dienen voor de wederpartij maar eveneens voor de rechter duidelijk te zijn. Het ontgaat het hof wat de strekking is van de grieven 2 en 3. Op basis van de processtukken kan het hof niet vast stellen dat de VOF is ontbonden en het vennootschappelijk vermogen voor verdeling vatbaar is.

Proceskosten

13. De door de vrouw geformuleerde grieven treffen geen doel, zodat de vrouw haar eigen proceskosten dient te dragen.

Beslissing

bekrachtigt het vonnis van 19 oktober 2011 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en C.M. Warnaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.