Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van d.d. 5 april 2016
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Juridisch kader
- de echtelijke woning te [adres] ;
- de VOF [naam man] ;
- de inboedel van de echtelijke woning.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de vrouw verzoekt om boedelscheiding en betaling van lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 19 oktober 2011, waarin de rechtbank een uitspraak heeft gedaan over de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen de partijen. De vrouw heeft drie grieven geformuleerd, maar de man heeft niet gereageerd op de memorie van grieven.
Het hof oordeelt dat de vrouw niet kan aantonen dat de VOF (vennootschap onder firma) is ontbonden en dat het vennootschappelijk vermogen voor verdeling vatbaar is. De vrouw stelt dat de man de lasten van de woning moet betalen, maar het hof concludeert dat er geen afspraken zijn gemaakt over de betaling van deze lasten. De man heeft geen kinderalimentatie betaald, maar dit verandert niets aan zijn verplichtingen met betrekking tot de woning.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de vrouw af. De vrouw moet haar eigen proceskosten dragen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2016.