De rechtbank
3. De rechtbank heeft overwogen:
12. In geschil is of [belanghebbende], gelet op het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm), terecht energiebelasting heeft afgedragen over de door middel van de aan [A] verhuurde zonnepanelen opgewekte en vervolgens aan hem verstrekte elektriciteit. Bij ontkennende beantwoording van deze vraag is in geschil of artikel 50, vierde lid, aanhef en onderdeel a, juncto artikel 50, vijfde lid, van de Wbm van toepassing is zodat de aan [A] verstrekte elektriciteit niet als levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm kan worden aangemerkt.
13. [ Belanghebbende] neemt primair het standpunt in dat zij over de door middel van de aan [A] verhuurde zonnepanelen opgewekte elektriciteit geen energiebelasting is verschuldigd, omdat zij geen levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm heeft verricht. [Belanghebbende] voert daartoe aan dat het begrip levering niet is gedefinieerd in de Wbm en in de Elektriciteitswet 1998 en dat het (civielrechtelijke) leveringsbegrip in het algemeen een juridische eigendomsoverdracht van de ene aan de andere partij veronderstelt, in welk verband [belanghebbende] ook wijst op de Richtlijn 2009/72 EG van 13 juli 2009 (hierna: de Richtlijn). [Belanghebbende] stelt dat een dergelijke eigendomsoverdracht niet heeft plaatsgevonden. [Belanghebbende] stelt dat zij op geen enkel moment (eigendoms)rechten op de opgewekte en door [A] verbruikte elektriciteit heeft en dat zij deze dus ook niet kan leveren. Zij treedt slechts op als dienstverlener en niet als leverancier. De noodzaak tot het tussentijds overdragen van de beschikkingsmacht over de elektriciteit is onvoldoende om van een eigendomsoverdracht te kunnen spreken. Subsidiair neemt [belanghebbende] het standpunt in dat weliswaar sprake is van verbruik in de zin van artikel 50, vierde lid, van de Wbm, doch dat daarop de uitzondering voor eigen duurzame opwekking van artikel 50, vijfde lid, van de Wbm van toepassing is.
15. [ De Inspecteur] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een levering als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wbm en voert daartoe aan dat contractueel is overeengekomen dat de elektriciteit die door middel van de zonnepanelen wordt opgewekt aan [belanghebbende] toekomt en dat [A] slechts door de tussenkomst van [belanghebbende] over de door middel van de door hem gehuurde zonnepanelen opgewekte elektriciteit kan beschikken. Derhalve doet zich het belastbare feit genoemd in artikel 50, eerste lid, van de Wbm voor, te weten levering via een aansluiting.
Beoordeling van het geschil
Toepasselijke regelgeving
18. Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Wbm wordt onder de naam energiebelasting een belasting geheven op aardgas en elektriciteit.
19. Artikel 50 van de Wbm luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
'1. Met betrekking tot aardgas en elektriciteit wordt de belasting geheven ter zake van de levering via een aansluiting aan de verbruiker (…).
(…)
4. Als een levering als bedoeld in het eerste lid wordt mede aangemerkt het verbruik van aardgas en elektriciteit, indien:
a. deze producten op andere wijze zijn verkregen dan door een levering als bedoeld in het eerste lid;
5. Het vierde lid is niet van toepassing met betrekking tot de verbruiker die:
a. elektriciteit heeft opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen (…).'
20. Het begrip levering is niet geregeld in de Wbm. [Belanghebbende] heeft bepleit dat aansluiting moet worden gezocht bij de Richtlijn. De rechtbank onderschrijft die stelling niet, omdat de inhoud en strekking van die Richtlijn geen betrekking hebben op de heffing van energiebelasting. De rechtbank zal daarom uitgaan van de civielrechtelijke betekenis van het begrip levering. Van levering kan eerst sprake zijn indien (voor zover hier van belang) degene aan wie wordt geleverd, daardoor beschikkingsmacht verkrijgt.
21. In de huurovereenkomst tussen de BV en een lid van de Coöperatie is sprake van een gebruiksrecht dat toekomt aan dat lid, de huurder. De omvang van dat gebruiksrecht wordt gerelateerd aan de capaciteit van de gehuurde zonnepanelen. Het aan een huurder toekomende deel van de opgewekte stroom wordt toegerekend aan zijn aansluiting die hij heeft met [belanghebbende]. Die opgewekte stroom is bedoeld voor eigen gebruik en wordt door de BV via [belanghebbende] geleverd tegen marktconforme prijzen.
22. In de op die huurovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden is in artikel 6 geregeld dat de opbrengst van de installatie (van alle zonnepanelen tezamen), in overleg met [belanghebbende], telkens na afloop van een kalenderjaar door de BV wordt bepaald. De Coöperatie zal met [belanghebbende] afspraken maken over de verrekening dan wel vergoeding van de aan elke huurder naar rato toekomende opbrengst conform de voor dat lid geldende elektriciteitsprijs.
23. Het samenstel van bepalingen dat de onderlinge rechtsverhouding tussen de BV en een huurder nader uitwerkt, beschouwt de rechtbank als (in hoofdzaak) van financiële aard, toegespitst op verrekening van de opbrengst. De rechtbank ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat die rechtsverhouding op enig moment bij een huurder heeft geleid tot enigerlei beschikkingsmacht over de door zonnepanelen opgewekte elektriciteit. Bij gebreke van beschikkingsmacht bij een huurder, bestaat geen grond voor het oordeel dat de BV die elektriciteit aan een huurder heeft geleverd.
24. Niet kan worden gezegd dat de door de BV met de zonnepanelen opgewekte elektriciteit door haar wordt aangewend voor eigen gebruik. Die elektriciteit moet dus op andere wijze worden benut.
25. In de overeenkomst tussen de BV en [belanghebbende] is onder meer vastgelegd dat alle door de BV door middel van de zonnepanelen opgewekte elektriciteit toekomt aan [belanghebbende]. De BV is verplicht ervoor zorg te dragen dat wordt voldaan aan de eisen van de netbeheerder. Voorts is daarin geregeld dat de betalingsverplichtingen over en weer tussen de BV en een huurder via de reguliere maandelijkse voorschotnota respectievelijk de reguliere jaarlijkse eindafrekening van [belanghebbende] voor de netaansluiting op het huisadres van een huurder met hem worden afgewikkeld.
26. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de BV de door de zonnepanelen opgewekte elektriciteit aan [belanghebbende] ter beschikking stelt. De wijze waarop dat vorm en inhoud heeft gekregen is door de BV en [belanghebbende] vastgelegd in de hiervoor onder de feiten weergegeven bepalingen.
27. [ Belanghebbende] heeft over die elektriciteit de beschikkingsmacht verkregen en is mede daardoor in staat elektriciteit aan verbruikers te leveren, zoals aan [A] . De stelling van [belanghebbende] dat zij slechts optreedt als dienstverlener en niet als leverancier vindt geen steun in de feiten en het recht.
28. Naar het oordeel van de rechtbank is dus sprake van een levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm door [belanghebbende] aan [A] . Het subsidiaire standpunt van [belanghebbende] faalt daarom eveneens. Aldus heeft het vereiste belastbare feit zich voorgedaan en heeft [belanghebbende] ter zake daarvan terecht energiebelasting afgedragen.
29. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
30. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)"
Geschil en standpunten
4.1.Partijen houdt in hoger beroep, net als voor de rechtbank, het antwoord op de vraag verdeeld of belanghebbende voor het volledige verbruik van elektriciteit door [A] energiebelasting is verschuldigd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4.2.Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.