In deze zaak gaat het om de vraag of een bedrag van € 600 dat door belanghebbende is betaald aan een zang- en dansensemble, gekwalificeerd als een algemeen nut beogende instelling, als een voor aftrek in aanmerking komende gift kan worden beschouwd. De belanghebbende heeft de contributie voor het seizoen 2011-2012 aan het ensemble betaald en heeft later aangegeven deze vergoeding te willen doneren. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de aftrek van deze gift geweigerd, met het argument dat er geen sprake zou zijn van een gift in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de belanghebbende door het prijsgeven van zijn vordering op het ensemble, die voortvloeide uit de vrijstelling van de contributie, een gift heeft gedaan. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar het Gerechtshof Den Haag heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het Hof oordeelde dat de vrijstelling van de contributie door het ensemble aan de belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een vrijwilligersvergoeding, en dat er wel degelijk sprake is van een gift, omdat de belanghebbende afstand heeft gedaan van zijn vordering op het ensemble. Het Hof concludeert dat de gift voldoet aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid zoals gesteld in de Wet IB 2001.
De uitspraak van het Hof bevestigt dat de belanghebbende recht heeft op de aftrek van de gift, en dat de inspecteur in zijn hoger beroep niet in het gelijk is gesteld. De proceskosten zijn niet vergoed, omdat er geen kosten zijn gesteld of gebleken.