Uitspraak
Uitspraak d.d. 6 juni 2017
[X] te [Z] , belanghebbende,
Naheffingsaanslag en beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
Naheffingsaanslag7. Het houden van een auto wordt in de belastingheffing betrokken op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB). Op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Wet MRB wordt een motorrijtuig gehouden door degene die een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking heeft. Bij constatering van gebruik van de weg met een auto waarvoor geen motorrijtuigenbelasting is betaald kan deze worden nageheven op grond van artikel 34, eerste lid, van de Wet MRB.
Verweerder heeft - tegenover de stelling van [belanghebbende] dat hij ten tijde van de constatering na een uitgevoerd reparatie aan de auto in opdracht van zijn werkgever een testrit aan het maken was - gesteld dat [belanghebbende] tegenover de politie dat niet heeft verklaard en dat de gestelde testrit gemaakt zou zijn zonder een handelaarsplaat. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] met hetgeen hij heeft gesteld - gelet op de weerspreking daarvan door [de Inspecteur] - onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto hem feitelijk niet ter beschikking heeft gestaan.
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten
Beslissing
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.