ECLI:NL:GHDHA:2017:1939

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
BK-17/00336
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 werd gehandhaafd. Belanghebbende had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.348 opgegeven, maar had een aftrek van € 4.612 voor specifieke zorgkosten aangevoerd. De Inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrek niet geaccepteerd, wat leidde tot een aanslag van € 1.705 en een belastingrente van € 116. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, omdat hij geen bewijsstukken had overgelegd ter onderbouwing van de opgevoerde zorgkosten.

In hoger beroep heeft belanghebbende opnieuw een aftrek van € 2.800 voor specifieke zorgkosten bepleit, terwijl de Inspecteur, na wijziging van standpunt, een aftrek van € 2.210 wilde toestaan. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem opgevoerde zorgkosten. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de specifieke zorgkosten terecht niet in aftrek heeft geaccepteerd en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan het door de Inspecteur aangeboden bedrag.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, de aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.138, en de Inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten van in totaal € 170 aan belanghebbende. De beslissing is op 30 juni 2017 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00336

Uitspraak van 30 juni 2017

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst Particulieren, dienstverlening en bezwaar, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 januari 2017, nr. SGR 16/7064.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.348. Na verrekening van voorheffingen beloopt de aanslag € 1.705. Bij beschikking is een bedrag van € 116 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 46 is geheven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 124 is geheven.
1.6.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 juni 2017, gehouden te Den Haag. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal gemaakt.
1.8.
Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 mei 2017, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd ter zitting te verschijnen, heeft bij brief van 2 juni 2017 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Uitstel is niet gevraagd. Met een extra brief van 2 juni 2017 heeft hij een reactie gegeven op het verweerschrift in hoger beroep en drie bewijsstukken meegezonden.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep komen vast te staan:
2.1.
Belanghebbende is geboren [in] 1953. Hij was in 2013 ongehuwd en had geen fiscale partner.
2.2.
Belanghebbende heeft op 19 februari 2014 bij de Inspecteur aangifte IB/PVV 2013 gedaan. In de aangifte is rekening gehouden met:
- uitkering van de gemeente Rotterdam € 13.348
- aftrek specifieke zorgkosten
€ 4.612 -/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 8.736.
Verder is sprake van ingehouden loonheffing tot een bedrag van € 3.342.
2.3.
Bij brief van 16 september 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht vóór 7 oktober 2015 nota’s en betalingsbewijzen te sturen in verband met de aftrek van € 4.612 wegens specifieke zorgkosten.
2.4.
Bij brief van 17 november 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende herinnerd aan de brief van 16 september 2015 en hem in de gelegenheid gesteld de gevraagde informatie vóór 1 december 2015 in te dienen.
2.5.
Bij brief van 23 december 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten het voornemen te hebben van de aangifte af te wijken, in die zin dat de aftrek van € 4.612 niet wordt geaccepteerd, tenzij belanghebbende vóór 6 januari 2016 reageert.
2.6.
In alle brieven staat het rechtstreekse telefoonnummer waaronder de Inspecteur bereikbaar is voor vragen, opmerkingen of het maken van een afspraak.
2.7.
Nadat een reactie van belanghebbende is uitgebleven, is de onderwerpelijke aanslag met dagtekening 3 februari 2016 opgelegd, zonder dat rekening is gehouden met specifieke zorgkosten.
2.8.
Bij de behandeling van het bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur belanghebbende nog enkele malen in de gelegenheid gesteld informatie te verstrekken en bewijsstukken in te dienen, laatstelijk tot 18 juli 2016. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de Inspecteur het bezwaar bij uitspraak van 25 juli 2016 afgewezen.
2.9.
In beroep bij de rechtbank heeft belanghebbende evenmin informatie verstrekt of bewijsstukken ingediend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank heeft overwogen:
"1. [Belanghebbende] heeft voor het jaar 2013 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.736. Daarbij heeft [belanghebbende] € 4.612 in aftrek gebracht voor specifieke zorgkosten.
2. Bij het vaststellen van de aanslag heeft [de Inspecteur] de aftrek voor specifieke zorgkosten niet geaccepteerd. Het belastbaar inkomen is derhalve vastgesteld op € 13.348 en daarbij is tevens € 116 aan belastingrente in rekening gebracht.
3. [ De Inspecteur] heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
4. In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd en of tot het juiste bedrag belastingrente in rekening is gebracht. Meer in het bijzonder is in geschil of [de Inspecteur] de onder 1 genoemde specifieke zorgkosten terecht niet in aftrek heeft toegelaten.
5. [ Belanghebbende] heeft aangevoerd dat de aftrek van specifieke zorgkosten ten onrechte is geweigerd.
6. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare zorgkosten rust op [belanghebbende]. Naar het oordeel van de rechtbank is [belanghebbende] niet in deze op hem rustende bewijslast geslaagd. [Belanghebbende] heeft immers - ondanks daartoe door [de Inspecteur] enkele malen in de gelegenheid te zijn gesteld - geen bewijsstukken, zoals rekeningen en/of betaalbewijzen, overgelegd waaruit blijkt dat hij in 2013 specifieke zorgkosten heeft gemaakt. Derhalve kan niet worden vastgesteld of de door [belanghebbende] opgevoerde specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen. [De Inspecteur] heeft naar het oordeel van de rechtbank de specifieke zorgkosten dan ook terecht niet in aftrek geaccepteerd.
7. [ Belanghebbende] heeft geen afzonderlijke gronden ingediend tegen de berekening van de belastingrente. Niet gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of tot een te hoog bedrag is berekend.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Geschil in hoger beroep

4.1.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek wegens specifieke zorgkosten en - in het bevestigende geval - tot welk bedrag. In hoger beroep bepleit belanghebbende een aftrek van € 2.800. De Inspecteur wil, na wijziging van zijn standpunt ter zitting, een aftrek wegens specifieke zorgkosten toestaan - deels uit coulance - van (€ 2.800 minus € 590 is) € 2.210.
4.2.
Voor de standpunten van partijen en de gronden verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt, zo begrijpt het Hof, tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 13.348 minus € 2.800 is) € 10.548 met evenredige vermindering van de belastingrente.
5.2.
De Inspecteur heeft geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 13.348 minus € 2.210 is) € 11.138 met evenredige vermindering van de belastingrente.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
In hoger beroep bepleit belanghebbende een aftrek van € 2.800, berekend als volgt:
- voorgeschreven medicijnen € 100
- hulpmiddelen € 524
- vervoer € 623
- dieet € 100
- extra uitgaven voor kleding en beddengoed
€ 310 +
€ 1.657
- verhoging 40%
€ 663 +
€ 2.320
- geneeskundige/heelkundige hulp
€ 690 +
Totaal specifieke zorgkosten € 3.010
- AF: drempel
€ 210 -/-
Aftrekbaar bedrag € 2.800
6.2.
Naar aanleiding van de stukken die belanghebbende in aanvulling op het hoger beroep heeft ingediend, is de Inspecteur bereid geweest gedeeltelijk akkoord te gaan met de opstelling van belanghebbende. Alleen wat betreft de kosten wegens genees-/heelkundige hulp is de Inspecteur van mening dat daarvoor zonder meer onvoldoende bewijs is geleverd. Uit coulance heeft de Inspecteur zich ter zitting alsnog bereid verklaard een bedrag van € 100 wegens laatstbedoelde kosten in aftrek te aanvaarden.
6.3.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende hoegenaamd geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd dan wel, tegenover de betwisting door de Inspecteur, aannemelijk heeft gemaakt die de conclusie rechtvaardigen: 1) dat hij in 2013 meer uitgaven dan € 100 heeft gedaan voor genees- of heelkundige hulp, die hem niet door een verzekeraar of op andere wijze zijn vergoed, 2) dat hij anderszins recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten dan € 2.210, dan wel 3) dat met de weigering de gevraagde aftrek volledig te accepteren het vertrouwensbeginsel is geschonden.
6.4.
De slotsom is dat de in 5.2 vermelde conclusie van de Inspecteur moet worden gevolgd. Beslist moet worden zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierechten

7.1.
Het Hof heeft geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten, omdat het niet beschikt over aanwijzingen dat zodanige kosten zijn gemaakt.
7.2.
Wel dient de Inspecteur het voor het beroep bij de rechtbank betaalde griffierecht van € 46, alsmede het voor het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht van € 124, in totaal derhalve € 170, aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.138;
- wijzigt de beschikking inzake de belastingrente dienovereenkomstig; en
- gelast de Inspecteur de voor deze zaak in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 170 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 30 juni 2017 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.