In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op een middelbare school. De vader, optredend als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de moeder vervangende toestemming was verleend voor de inschrijving van de minderjarige op een middelbare school. De vader verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en toestemming te verlenen voor inschrijving op een andere school, terwijl de moeder zich op niet-ontvankelijkheid beriep en de inhoudelijke stellingen van de vader betwistte. Het hof overwoog dat de informele rechtsingang niet openstaat voor geschillen tussen ouders over de schoolkeuze van een minderjarige. Het hof verklaarde de minderjarige in haar verzoek niet-ontvankelijk, omdat het verzoek niet onder de reikwijdte van de informele rechtsingang viel. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en concludeerde dat er geen beslissing werd genomen over de vervangende toestemming aan één van de ouders voor de inschrijving van de minderjarige op een middelbare school. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke scheiding tussen de rol van ouders en de rechten van minderjarigen in dergelijke procedures.