ECLI:NL:GHDHA:2017:2385

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
200.198.131/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar waardering van aandelen en pensioenrechten in het kader van echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure waarbij de waardering van aandelen in verschillende vennootschappen en de vraag of opgebouwde pensioenrechten kunnen worden afgestort zonder dat de bedrijfscontinuïteit in gevaar komt centraal staan. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam gedeeltelijk te vernietigen. De vrouw, verweerster en incidenteel verzoeker, heeft in haar incidenteel appel verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen en heeft daarnaast een aantal verzoeken gedaan met betrekking tot partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen niet gezamenlijk tot een deskundige konden komen voor de waardering van de aandelen. Het hof heeft daarom besloten een deskundige aan te wijzen die de waardering zal uitvoeren, waarbij het hof rekening houdt met fiscale en pensioenrechtelijke aspecten. De deskundige zal zijn werkzaamheden uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris en moet binnen vier maanden na de regiezitting zijn rapport indienen. De kosten van de deskundige worden voorlopig door de staat gedragen, aangezien beide partijen op toevoegingsbasis procederen.

De beslissing van het hof houdt in dat de grieven van de vrouw worden gepasseerd en dat de deskundige wordt benoemd voor de waardering van de aandelen in de betrokken vennootschappen. Het hof heeft ook een regiezitting gelast waar partijen en hun advocaten aanwezig moeten zijn, en heeft de deskundige op de hoogte gesteld van de procedurele vereisten en de te volgen richtlijnen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 juni 2017
Zaaknummer : 200.198.131/01 en 200.198.133/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-5334 en FA RK 15-7624
Zaaknummer rechtbank : C/10/479758 en C/10/485115
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.H. de Vries te Capelle aan den IJssel,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster , tevens incidenteel verzoek in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Gonlag te Dordrecht.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 31 augustus 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 juni 2016 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 23 november 2016 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 19 januari 2017 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 26 april 2017 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 18 mei 2017 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de vrouw:
  • op 26 april 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 2 mei 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen, op 4 mei 2017 ingekomen als brief met bijlagen;
  • op 8 mei 2017 een V-formulier van 5 mei 2017 met bijlagen;
  • op 18 mei 2017 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 19 mei 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – voor zover in hoger beroep van belang – de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [trouwdatum] te [plaats] , uitgesproken. Voorts is, voor zover in hoger beroep van belang:
  • de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelast;
  • de man veroordeeld aan de vrouw te vergoeden de helft van de door de vrouw sinds 13 mei 2014 gedane betalingen op de bankspaarrekeningen en het annuïteiten-hypotheekleningdeel ter zake de woonboerderij en de woning;
  • de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van de helft van de door haar ontvangen huurpenningen;
  • de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van de helft van de opbrengst van de verhuur van de paardenstallen;
  • de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van een bedrag van € 27.708,- ter zake de erfenis van de moeder van de man.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve ten aanzien van de echtscheiding.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de door de vrouw aan de man te betalen partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en te beslissen:
dat de vrouw aan de man een partneralimentatie dient te voldoen van tenminste € 5.405,- bruto per maand, althans een door het hof te bepalen bedrag en wel vanaf de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding van 1 juli 2015;
de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te gelasten zoals door de man verzocht in zijn beroepschrift, als ook de vrouw dienaangaande te bevelen alle informatie omtrent inkomsten en uitgaven uit haar bedrijven, paardenpension, alsmede de verzekeringsuitkering, schade- en expertiserapport, in het geding te brengen;
ter zake de overige verzoeken in het beroepschrift te bepalen zoals door de man verzocht, als ook de vrouw dienaangaande te bevelen alle informatie omtrent inkomsten en uitgaven uit haar bedrijven, paardenpension, en de bank in het geding te brengen, bij gebreke waarvan de vrouw ten behoeve van de man een dwangsom verbeurt van € 100.000,-.
Kosten rechtens.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt in principaal appel de verzoeken van de man af te wijzen, althans de man niet-ontvankelijk te verklaren met betrekking tot deze verzoeken en de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans voor zover hiertegen geen incidenteel appel is ingesteld door de vrouw. In incidenteel appel verzoekt de vrouw de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
in afwijking van rechtsoverweging 2.8.4 van de bestreden beschikking te bepalen dat de lotsverbondenheid tussen partijen wel degelijk is verbroken, reden waarom de vrouw niet gehouden is om bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de man;
in afwijking van rechtsoverweging 2.8.10 van de bestreden beschikking te bepalen dat in het kader van het berekenen van de draagkracht van de vrouw, voor zover daaraan toegekomen wordt, aan de zijde van de vrouw slechts rekening dient te worden gehouden met een bedrag van € 2.347,66 aan inkomsten uit de verhuur van de paardenstallen;
te bepalen dat de taxatie van [naam makelaar] te [plaats] , althans de taxatie van een nog nader door het hof te benoemen andere deskundige, van de woonboerderij te [woonplaats 2] bindend zal zijn;
te bepalen dat de waardering door [naam] te [plaats] van de (aandelen in) [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] per 1 juli 2015 voor partijen bindend zal zijn;
in afwijking van rechtsoverweging 2.10.4 van de bestreden beschikking te bepalen dat de vrouw over de periode 13 mei 2014 tot aan de verkoop van de woonboerderij van de opbrengst van de verhuur van de paardenstallen nog slechts € 2.347,66 aan de man dient te voldoen;
alsnog te bepalen dat (ook) de hypotheekrenteaftrek / teruggaven in verband met beide woningen vanaf 2015 en daarna aan de vrouw toekomen, althans aan degene die de hypotheekrente betaalt;
in afwijking van rechtsoverweging 2.9.12 van de bestreden beschikking te bepalen dat de vrouw in het kader van de verdeling van de (waarde van) de inboedel nog slechts € 14.883,50 aan de man dient te voldoen;
het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen om in verband met de erfenis van de moeder van de man nog een bedrag van € 55.416,- aan de man te voldoen, alsnog – volledig – af te wijzen, dat wil zeggen te bepalen dat de vrouw (ook) niet gehouden is om de helft daarvan, te weten € 27.708,- aan de man te voldoen;
de man te veroordelen de helft van de door de vrouw betaalde hypotheekrente over de periode van 13 mei 2014 tot 1 september 2014 aan de vrouw te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot een de dag van terugbetaling;
de man te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de door de vrouw betaalde hypotheekrente, althans de helft van de door de vrouw betaalde hypotheekrente, vanaf juni 2016 tot aan de verkoop / overdracht van de woning aan een derde, aan de vrouw te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot aan de dag van terugbetaling;
voor het overige de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De man bestrijdt het incidenteel appel van de vrouw en verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de grieven van de vrouw te passeren, althans de vrouw ter zake niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzochte door de vrouw af te wijzen;
in afwijking van punt 32 ter zake grief 3 in hoger beroep, te bepalen dat [bedrijf 1] verplicht is het pensioenkapitaal van de man van € 136.966,- bij een verzekeringsmaatschappij af te storten: primair in een bedrag ineens binnen drie maanden na de door het hof te wijzen beschikking, subsidiair (voorwaardelijk) binnen één jaar na de door het hof te wijzen beschikking, meer subsidiair (voorwaardelijk) in maandelijkse gelijke termijnen van € 3.000,-, de eerste termijn binnen één week na de door het hof te wijzen beschikking, en zo vervolgens.
Kosten rechtens.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat tussen partijen in geschil is:
de waardering van de aandelen in [bedrijf 1] , [bedrijf 2] ;
de waarde van [bedrijf 3] ;
of de opgebouwde pensioenrechten kunnen worden afgestort zonder dat de bedrijf continuïteit in gevaar komt.
6. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zaak in eerste aanleg zijn partijen overeengekomen dat zij [naam deskundige 1] te [plaats] gezamenlijk opdracht zullen verstrekken bovenstaande vragen te beantwoorden. Zulks is niet verricht. Partijen hebben ieder hun eigen financieel adviseur opdracht gegeven om bovenstaande vragen te beantwoorden. De uitkomsten van de waardering door de afzonderlijke financieel adviseurs van partijen lagen echter ver uiteen, zoals in hoger beroep is gebleken.
7. Het hof is van oordeel dat, alvorens de zaak ten aanzien van de overige geschilpunten te kunnen beoordelen de beantwoording van bovengenoemde vragen thans dient plaats te vinden door een door het hof aangewezen deskundige.
8. Naar het oordeel van het hof dient de deskundige een samengestelde opdracht te krijgen, vanwege onder meer de aanwezigheid van fiscale en pensioenrechtelijke aspecten, alsmede de waardering van de aandelen.
9. Ter zitting heeft het hof kunnen vaststellen dat partijen niet gezamenlijk tot de keuze voor een deskundige konden komen. Derhalve zal het hof een deskundige aanwijzen waarvan het hof weet dat deze voldoende kennis van zaken heeft.
10. Ter beperking van de kosten om te komen tot een efficiënte procesaansturing zal het hof een comparitie van partijen gelasten in aanwezigheid van de accountants van partijen, alsmede de deskundige, alwaar ter zitting de vragen voor de deskundige zullen worden geformuleerd en het tijdspad zal worden uitgezet waarbinnen het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden.
11. Partijen alsmede hun financieel adviseurs dienen zich voor de comparitie voor te bereiden met betrekking tot de waarderingsgrondslag van de ondernemingen. Daarbij moeten partijen nadenken of de ondernemingen balansgeoriënteerd moeten worden gewaardeerd dan wel op basis van kasstromen. Indien de ondernemingen op basis van kasstromen moeten worden gebaseerd dienen partijen erover na te denken wie de prognoses opstelt alsmede wat de hoogte dient te zijn van de vermogenskostenvoet. Veertien dagen voor de comparitie dient het hof te beschikken over onder meer de navolgende stukken:
de statuten van de vennootschappen;
recent uittreksel van de kamer van koophandel van de vennootschappen;
het contract van [bedrijf 3] ;
de jaarrekeningen van de besloten vennootschappen enkelvoudig en geconsolideerd met betrekking tot de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016;
de aangiftes vennootschapsbelasting van de vennootschappen alsmede de aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016;
de jaarrekening van [bedrijf 3] over de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016;
de stakingsbalans tussen de man en de vrouw van [bedrijf 3] en de openingsbalans tussen de vrouw en zoon van [bedrijf 3] ;
de aangiftes Inkomstenbelasting van beide partijen over de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016.
Deskundigenonderzoek
12. De deskundige zal op grond van artikel 198 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn opdracht uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris.
13. De vragen voor de deskundige zullen worden geformuleerd op de nader te bepalen regiezitting.
14. Het hof benoemt tot deskundige [naam deskundige 2] registeraccountant (RA) en registervaluator ( RV), kantoorhoudende te [adres] , [postcode] [plaats] , telefoon [telefoonnummer] .
Aansprakelijkheid deskundige
15. Het hof is ermee bekend dat de deskundige zijn opdracht alleen wenst te aanvaarden indien zijn algemene leveringsvoorwaarden op de opdracht van toepassing zijn.
16. De deskundige dient binnen twee weken nadat hem door de griffier is bericht dat partijen binnen de daarvoor gestelde termijn geen onoverkomelijke bezwaren tegen zijn benoeming naar voren hebben gebracht, zijn leveringsvoorwaarden te doen toekomen aan het hof, aan de vrouw en aan de man.
17. Partijen dienen tijdens de regiezitting zich uit te laten over de vraag of zij zich gebonden achten aan de leveringsvoorwaarden.
Klachten over de deskundige
18. De deskundige dient zijn werkzaamheden te verrichten conform de voor hem geldende gedrag- en beroepsregels.
19. Indien een partij een klacht tegen de deskundige wenst in te dienen, dient deze het hof daarvan in kennis te stellen, zodat het hof in staat is - na partijen en de deskundige te hebben gehoord - te beoordelen of die partij conform artikel 198 lid 3 Rv aan het onderzoek zijn of haar medewerking heeft verleend.
Deskundige
20. Het staat de deskundige vrij om tijdens zijn onderzoek te onderzoeken of een onderlinge regeling tot de mogelijkheden behoort.
21. De opdracht dient door de deskundige zelf te worden uitgevoerd. Het staat de deskundige vrij om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden zich te laten bijstaan door derden, indien de deskundige dit in de uitvoering van zijn werkzaamheden noodzakelijk acht. Alvorens hij derden bij zijn werkzaamheden inzet, zal hij de raadsheer-commissaris inlichten.
Kosten deskundige
22. Het uurtarief van de deskundige bedraagt € 250,- exclusief BTW. De deskundige dient zijn declaratie op te stellen aan de hand van de door hem gehanteerde uren en verrichtingenstaat. Het hof zal, alvorens over te gaan tot uitbetaling van de declaratie aan de deskundige, aan partijen om een reactie vragen. Partijen dienen binnen tien dagen te laten weten of zij instemmen met de declaratie. Na die periode stelt het hof de declaratie vast en zal overgaan tot uitbetaling.
23. Ter dekking van de kosten van de deskundige stelt het hof een voorschot vast van € 20.000,- inclusief omzetbelasting. Nu partijen beiden op toevoegingsbasis procederen zal het hof bepalen dat de kosten van de deskundige voorlopig voor ‘s Rijks kas komen.
24. Het hof wijst partijen er nadrukkelijk op dat de eindafrekening van de deskundige, dus de totale kosten van de deskundige, uiteindelijk door partijen moet worden gedragen.
Deskundigenbericht
25. Het deskundigenbericht dient binnen vier maanden na de regiezitting met redenen omkleed toegestuurd te worden aan de griffier van het hof.
Communicatie
26. Indien de advocaten en/of de deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen (tel. nr. [telefoonnummer] ).
Regiezitting
27. Voor de nadere uitwerking van de opdracht aan de deskundige vindt een op een nog nader te bepalen datum een regiezitting plaats.
28. Het hof gelast partijen, hun advocaten en de deskundige bij deze zitting aanwezig te zijn.
Identificatiebewijs
29. Ten behoeve van het dossier van de deskundige dienen partijen ter zitting aan de deskundige een kopie van hun paspoort of ander rechtsgeldig identificatiebewijs te verstrekken.
Raadsheer-commissaris
30. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. D. Wachter en bij zijn afwezigheid mr. A.N. Labohm
31. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:
alvorens over de waardering van de na te melden aandelen verder te beslissen en mits partijen binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking geen onoverkomelijke bezwaren tegen de benoeming van deze deskundige hebben ingebracht:
benoemt ter zake de waardering van (de aandelen in) [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , [naam deskundige 2] registeraccountant (RA) en register valuator ( RV), kantoorhoudende te [postcode] [plaats] aan de [adres] , tot deskundige;
bepaalt dat de deskundige met zijn onderzoek zal aanvangen nadat de griffier van het hof hem het voorschot heeft betaald;
bepaalt dat de kosten van de deskundige van € 20.000,- voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. D. Wachter en bij zijn afwezigheid mr. A.N. Labohm;
bepaalt een regiezitting op een nog nader te bepalen datum en gelast partijen, hun advocaten en de deskundige aanwezig te zijn. Partijen zullen hiervoor nog een afzonderlijke oproep ontvangen;
bepaalt dat de deskundige zijn deskundigenbericht met redenen omkleed binnen vier maanden na de regiezitting toezendt aan de griffier van dit hof, onder vermelding van zaaknummer 200.198.131/01;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen bij het onderzoek in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen;
wijst de deskundige op de Leidraad deskundigen in civiele zaken en beveelt raadpleging daarvan aan via https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Leidraad-deskundigen-WT.pdf;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D. Wachter, A.N. Labohm en W. Burgerhart, bijgestaan door mr. M.M. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2017.