Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
- op 17 januari 2017 de complete processtukken uit de drie instanties;
- op 18 mei 2017 een brief van 17 mei 2017 met als bijlage een V-formulier van 17 mei 2017 met bijlagen;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
- Partijen zijn op 6 juni 2006 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen zal bestaan. Artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden houdt in dat, voor zover niet anders bepaald, een echtgenoot recht heeft op vergoeding door de andere echtgenoot van bedragen of waarden die ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen zijn onttrokken. Artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat indien het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden, tussen de echtgenoten verrekening zal plaatsvinden van hun vermogens, zodanig dat ieder van de partijen gerechtigd is tot een waarde, gelijk aan die waartoe hij gerechtigd zou zijn indien tussen de echtgenoten algehele gemeenschap van goederen zou hebben bestaan.
- Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2012 in de registers van de burgerlijke stand op 4 april 2014.
- Bij beschikking van 5 september 2012 heeft de rechtbank een bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw vastgesteld en iedere verdere beslissing ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden. Op het hoger beroep van de man en het incidenteel hoger beroep van de vrouw tegen deze beslissing heeft het hof afzonderlijk beslist op 24 september 2013.
- Bij beschikking van 25 september 2013 heeft de rechtbank geconstateerd dat, niettegenstaande de uitsluiting van elke gemeenschap van goederen in artikel 2 van de akte van huwelijkse voorwaarden, tussen partijen een beperkte gemeenschap heeft bestaan in de vorm van gemeenschappelijke eigendom van een appartement te [plaats] (Italië). Verder heeft de man in dit geding vergoeding verzocht op grond van artikel 7 van de akte van huwelijkse voorwaarden en is wederzijds verrekening verzocht op grond van het verrekenbeding in artikel 10 van de akte van huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft in het dictum van haar beschikking de woning in Italië toegescheiden aan de man voor een waarde van € 125.500,-. Vervolgens heeft de rechtbank vastgesteld dat de man uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden (verrekening) en verdeling aan de vrouw in totaal een bedrag van € 33.493,30 moet betalen.
- De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 15 juli 2014 heeft het hof de toescheiding van de woning in Italië aan de man voor een waarde van € 125.500,- gehandhaafd (rechtsoverweging 4.2). Het hof heeft rekening gehouden met een lening bij de [bank] , die de man voor de financiering van de aankoop van deze woning was aangegaan (rechtsoverweging 4.7 – 4.8). Het hof stelde in rechtsoverweging 4.15 vast dat de man ter zake van de toedeling aan hem van de woning in Italië geen vergoeding aan de vrouw schuldig is. Verder heeft het hof vastgesteld welke bedragen nog moeten worden verrekend of vergoed (rechtsoverwegingen 4.5 en 4.10 – 4.14). De vrouw dient aan de man € 36.437,50 te betalen. Dit bedrag is opgebouwd als volgt (rechtsoverweging 4.15):
- € 16.637,50, de helft van door haar opgenomen gelden van één spaarrekening (rechtsoverweging 4.5);
- € 1.022,50, de helft van het saldo op andere bankrekeningen van de vrouw (rechtbank blz. 4);
- € 5.977,50, de helft van de negatieve saldi van bankrekeningen van de man, verminderd met de helft van de positieve saldi van bankrekeningen van de man;
- € 12.800,- wegens schulden van de vrouw aan schuldeisers in Italië, die door de man zijn betaald (rechtsoverweging 4.11);
- in hoeverre de man in de periode van januari 2011 tot 5 oktober 2011 een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw heeft betaald en daarmee samenhangend welk bedrag in redelijkheid in aanmerking genomen kan worden als door de vrouw van haar spaarrekening besteed teneinde te voorzien in haar levensonderhoud;
- op welke wijze de woning te [plaats] , Italië, in de verrekening moet worden betrokken.
- waarbij de vrouw geen vergoeding aan de man verschuldigd is voor het in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 5 oktober 2011 gebruiken van het vermogen van haar spaarrekening om in haar levensonderhoud te voorzien, althans zij subsidiair een bedrag van € 937,97 aan de man dient te vergoeden; en
- waarbij de vrouw in verband met de overbedeling van de man na toescheiding van de Italiaanse woning recht heeft op een vergoeding van € 33.633,50 (de helft van de overwaarde) van de man.
Spaartegoed van de vrouw
De woning in Italië
De investering van de man in de woning te Italië
Voor zover in deze huwelijksvoorwaarden niet anders is bepaald, heeft een echtgenoot recht op vergoeding van de andere echtgenoot van bedragen of waarden die ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen zijn onttrokken. De hoogte van dit vergoedingsrecht wordt bepaald door het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking. Een vergoedingsrecht is direct opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzetten.”