ECLI:NL:GHDHA:2017:2539

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
2200463416
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens ontuchtige handelingen met cliënten als mental coach

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte, die als mental coach ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd met drie jonge vrouwen. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor de subsidiaire feiten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar de rol van de verdachte als mental coach en de aard van de relaties met de aangeefsters.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een hulpverlener-cliëntrelatie in de zin van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. De aangeefsters hadden de verdachte leren kennen in een vriendschappelijke context en er was geen sprake van een hulpvraag of betaling voor diensten. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem vrijgesproken van alle beschuldigingen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn eveneens niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten waarvoor schadevergoeding werd gevraagd.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004634-16
Parketnummer: 09-818019-15
Datum uitspraak: 4 september 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 oktober 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te Leiden op [geboortedatum] 1963,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
21 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een contactverbod met aangeefster 1 en aangeefster 2, verplicht reclasseringscontact, een ambulante behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling en een verbod op het verrichten van werkzaamheden als mental coach en het in dat kader ontplooien of faciliteren van spirituele activiteiten. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 14 oktober 2016 en de akte rechtsmiddel d.d. 18 oktober 2016 hebben de verdachte respectievelijk de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 4 oktober 2016. Blijkens de appelschriftuur kan de verdachte zich niet verenigen met de bewezenverklaring door de rechtbank van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie kan zich blijkens de ingediende appelmemorie niet verenigen met de in eerste aanleg onder 3 gegeven vrijspraak.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van de genoemde feiten.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 3 en 4 gegeven vrijspraken.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het hoger beroep ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het hoger beroep van het Openbaar Ministerie alleen is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit en niet tegen de vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals ook blijkt uit de appelmemorie. Daarom zal het Openbaar Ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep voor wat betreft de onder 4 gegeven vrijspraak in het vonnis waarvan beroep.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw als vermeld in de door haar overgelegde pleitnotities bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Zij heeft daartoe, kort samengevat en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad aangezien de verbalisanten in hun processen-verbaal geen waarheidsgetrouwe weergave hebben gegeven van diverse verklaringen.
Het hof is van oordeel dat, voor zover hier al sprake is van een verzuim, dit verzuim is hersteld nu de betreffende processen-verbaal van de politie, inclusief de gewraakte alinea’s, alsnog verbatim zijn uitgewerkt en aan het dossier zijn toegevoegd. Niet kan worden gezegd dat de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad.
Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de strafvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 23 juli 2015 in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 30 december 2014 te Zoetermeer, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) aangeefster 1 heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de vagina en/of de schaamlippen en/of de borsten van die aangeefster 1 het blazen op/over de vagina van die aangeefster 1 en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) in het kader van een hulpsessie/therapie meenemen van die aangeefster 1 naar een speciaal in zijn woning ingerichte kamer en/of (daarbij) het onverhoeds plaatsen van zijn hand onder de onderbroek van die aangeefster 1;
1. subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 30 december 2014 te Zoetermeer, terwijl hij werkzaam was als mental coach in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met aangeefster 1, die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het betasten van de vagina en/of de schaamlippen en/of de borsten van die aangeefster 1 het blazen op/over de vagina van die aangeefster 1;
2 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 19 december 2014 tot en met 30 december 2014 te Zoetermeer, meermalen althans eenmaal door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) aangeefster 2 heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het betasten van de vagina en/of de schaamlippen en/of de billen en/of de borsten van die aangeefster 2 het blazen op/over de vagina van die aangeefster 2 en (telkens) bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) in het kader van een hulpsessie/therapie meenemen van die aangeefster 2 naar een speciaal in zijn woning ingerichte kamer en/of (daarbij) het onverhoeds plaatsen van zijn hand op de vagina en/of borsten en/of billen van die aangeefster 2;
2 subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 19 december 2014 tot en met
30 december 2014 te Zoetermeer, terwijl hij werkzaam was als mental coach in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met aangeefster 2, die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het betasten van de vagina en/of de schaamlippen en/of de billen en/of de borsten van die aangeefster 2 het blazen op/over de vagina van die aangeefster 2 en/of zich in de nabijheid van die aangeefster 2 te ontkleden en/of het zichzelf aftrekken, althans te betasten en/of die aangeefster 2 haar handen op haar borsten te laten plaatsen;
3
primair:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2015 tot en met 17 april 2015 te Zoetermeer, meermalen althans eenmaal door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) aangeefster 3 heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het zoenen van die aangeefster 3 en/of betasten van de vagina en/of de schaamlippen en/of de borsten van die aangeefster 3 en/of het likken van de vagina van die aangeefster 1 en/of binnendringen in de vagina van die aangeefster 3 met zijn vingers en/of het zich aftrekken en/of het plaatsen van de hand van die aangeefster 3 op zijn penis en (telekens) bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) in het kader van een hulpsessie/therapie meenemen van die aangeefster 3 naar een speciaal in zijn woning ingerichte kamer en/of (daarbij) het onverhoeds (seksueel) benaderen van die aangeefster 3;
3 subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2015 tot en met 17 april 2015 te Zoetermeer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met aangeefster 3, die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het zoenen van die aangeefster 3 en/of het betasten van de vagina en/of de borsten van die aangeefster 3 en/of het likken van de vagina van die aangeefster 3 en/of binnendringen met zijn vingers in de vagina van die aangeefster 3 en/of het plaatsen van de hand van die aangeefster 3 op zijn penis en/of het zichzelf aftrekken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden -kort gezegd - een contactverbod met aangeefster 1, aangeefster 2 en aangeefster 3, verplicht reclasseringscontact, een ambulante behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling en een verbod op het verrichten van werkzaamheden als “mental coach” of het verrichten van andere spirituele activiteiten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep algehele vrijspraak bepleit en met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde feiten onder meer aangevoerd, kort samengevat, dat de verdachte in zijn contacten met de aangeefsters niet werkzaam was als mental coach in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. Hij heeft zich evenmin aan de aangeefsters gepresenteerd als hulpverlener.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat de verdachte door de rechtbank ten onrechte van het onder 3 ten laste gelegde feit was vrijgesproken aangezien er ook tussen de verdachte en deze aangeefster sprake is geweest van een hulpverlener/cliënt-relatie. De verdachte presenteerde zich als lifestyle coach (website), als mental coach (LinkedIn) en als spiritueel coach (visitekaartje). Met alle drie aangeefsters is een klantrelatie ontstaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat strafbaar is degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, het onder 2 subsidiair en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vastgesteld dat de verdachte als mental coach werkzaam was in de maatschappelijke zorg en dat de aangeefsters zich als patiënt dan wel cliënt aan verdachtes hulp of zorg hadden toevertrouwd.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde (aangeefster 1 en aangeefster 2)
Verklaring aangeefster 1.
aangeefster 1 heeft, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard.
aangeefster 1 heeft de verdachte in juli 2014 leren kennen. De verdachte, een collega van haar stiefvader, heeft toen haar familie geholpen te verhuizen. Het contact was toen volgens haar plezierig.
In november 2014 waren er psychische problemen met haar stiefvader. Hij was suïcidaal en had een afscheidsbrief geschreven. aangeefster 1 heeft toen contact met de verdachte gelegd, waarna hij samen met haar zuster aangeefster 2 haar stiefvader is gaan ophalen. Een maand later nam de verdachte contact met aangeefster 1 op en stelde hij voor om een strandwandeling met haar te maken zodat zij met hem kon praten over de heftige gebeurtenissen van die avond. Tijdens deze strandwandeling heeft aangeefster 1 de verdachte veel verteld over ingrijpende gebeurtenissen uit haar verleden en hebben zij gesproken over hetgeen er met haar stiefvader was voorgevallen. Zij heeft over dit contact verklaard dat zij behoefte had om met iemand te praten en dat de gesprekken heel fijn waren. De verdachte kwam op haar over als een goede man die haar echt begreep en die zij kon vertrouwen.
Vervolgens is de verdachte, na WhatsApp-contact met haar moeder, op Kerstavond 2014 komen eten bij de familie en is de verdachte daarna samen met hen naar de kerk gegaan. Na afloop van het kerkbezoek is hij met de familie mee naar huis gegaan en heeft hij aan aangeefster 1 voorgesteld om op 30 december 2014 bij hem te komen eten zodat zij even gezellig konden praten. aangeefster 1 heeft hiermee ingestemd. Op 30 december 2014 heeft de verdachte de onder 1 subsidiair ten laste gelegde handelingen gepleegd bij de verdachte thuis tijdens een “sessie” waarbij de verdachte haar gemasseerd heeft. Dit vond plaats in een kamer, door de verdachte “holy room” genoemd, waarin hij zich bezig hield met het spirituele en buitenaardse. Aangeefster 1 heeft verklaard dat zij en haar zuster aangeefster 2 niet voor de sessies hoefden te betalen.
Kort na 30 december 2014 heeft de aangeefster op instigatie van haar vriend en diens moeder aangifte tegen de verdachte gedaan.
Verklaring aangeefster 2.
Aangeefster 2, de zuster van aangeefster 1, heeft, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard.
Zij heeft de verdachte leren kennen in de periode dat haar stiefvader een poging tot zelfmoord had gedaan. De familie had toen contact met een collega van haar stiefvader, zijnde de verdachte, opgenomen, waarna de verdachte samen met aangeefster 2 naar Zevenaar is gereden om daar haar stiefvader op te halen. De verdachte heeft toen goed geholpen met het opvangen van haar stiefvader.
Na dit voorval ontstond er meer contact tussen de verdachte en haar. De verdachte stuurde haar WhatsApp-berichtjes, kwam kijken bij optredens van de band waarin zij zong, bracht haar in contact met een vriendin van hem die ook kon zingen en samen met een vriendin van dit meisje werd er bij de verdachte thuis muziek gemaakt.
Op een gegeven moment stelde de verdachte voor om haar bij hem thuis “tantramassages” te geven. Tijdens de hierop volgende afspraken bij de verdachte thuis hebben massages en lichtoefeningen plaatsgevonden, waarbij de verdachte de onder 2 subsidiair ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd.
Verklaring moeder aangeefsters.
In haar getuigenverklaring, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, heeft de moeder van aangeefster 1 en aangeefster 2 over de aanleiding tot het contact tussen aangeefster 1 en de verdachte, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
aangeefster 1 was in de betreffende periode heel kwetsbaar en zat met zichzelf in de knoop door verschillende heftige gebeurtenissen die zij tot dan toe in haar leven had meegemaakt. Hetzelfde gold voor aangeefster 2. De verdachte, die in die tijd bij hen over de vloer kwam, heeft aangeboden met aangeefster 1 te gaan praten. Zij en haar toenmalige partner - de hierboven genoemde stiefvader van aangeefster 1 en aangeefster 2 - dachten dat de verdachte misschien iets voor aangeefster 1 zou kunnen betekenen door met haar te praten; een goed gesprek waarbij zij haar verhaal kwijt kon. Zij vertrouwden de verdachte, aangezien hij eerder zijn hulp had verleend bij praktische zaken en het contact altijd goed was verlopen. Het was haar bedoeling dat de verdachte met aangeefster 1 zou praten om te achterhalen hoe zij in de relatie met haar toenmalige vriend stond.
Verklaring stiefvader.
De stiefvader van aangeefster 1 en aangeefster 2, heeft over het contact met de verdachte, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. Hij kent de verdachte sinds juni of juli 2014. De verdachte heeft toen geholpen met hun verhuizing, waarbij hij kennis heeft gemaakt met aangeefster 1. Na de verhuizing kwam de verdachte zo’n één tot twee keer in de maand koffie drinken bij de familie, waarbij hij ook aangeefster 2 heeft ontmoet. aangeefster 1 en aangeefster 2 hebben de verdachte beter leren kennen nadat hijzelf in november 2014 een zelfmoordpoging had ondernomen. De band tussen aangeefster 2 en de verdachte werd hierna steeds hechter. Aangeefster 2 kon goed met de verdachte praten. Zij kreeg toen ook de sleutel van zijn huis en was wel eens bij de verdachte thuis terwijl er ook andere vriendinnen van hem aanwezig waren. Op een gegeven moment ging aangeefster 2 de verdachte ook gitaarles geven. aangeefster 2 was volgens stiefvader erg over de verdachte te spreken en ging graag naar hem toe. Op een gegeven moment was aangeefster 2 alleen nog maar daar.
Hij heeft aan de verdachte verteld dat hij niet te spreken was over de vriend van aangeefster 1 in verband met diens drugsgebruik. De verdachte heeft toen aangeboden een keer met haar te gaan praten. Aangeefster 1 en de verdachte zijn toen voor de Kerst samen een keer naar de Noord AA geweest om te wandelen, wat te drinken en samen te praten.
Met Kerstmis 2014 is de verdachte bij de familie thuis komen eten. Zij hadden hem gevraagd omdat hij alleen was en zelf geen familie had waar hij naartoe kon. Ook is de verdachte toen op hun verzoek met de familie meegegaan naar de kerk.
Verklaring verdachte.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat op enig moment in zijn leven het spirituele op zijn pad kwam. Hij mediteert heel veel. Mediteren geeft mindfulness, je wordt er rustig van.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de door hem overgelegde schriftelijke verklaring, verklaard dat hij zichzelf niet ziet als een hulpverlener of professional en ook geen hulp biedt aan mensen. De verdachte zag aangeefster 1 en aangeefster 2 als vrienden en in die hoedanigheid heeft hij ook met hen gesproken. Door aangeefster 1 en aangeefster 2 is nooit een hulpvraag aan hem gedaan. Wel hebben de moeder en stiefvader van aangeefster 1 en haar zuster aangeefster 2 aan de verdachte gevraagd om met aangeefster 1 te gaan praten over de verkering met haar toenmalige vriend. Reden hiervoor was onder meer diens drank- en drugsgebruik in haar bijzijn. Aangeefster 1 stelde vervolgens voor om te praten bij het Noord AA strand, waar zij samen over de relatie hebben gesproken. aangeefster 1, die inmiddels zijn website had bekeken, vroeg hem wat hij allemaal deed en wat “Tao” en “Tantra” inhielden. Volgens de verdachte was zij nieuwsgierig geworden doordat haar zuster aangeefster 2 hier ook aan deed. Aangeefster 2 was toen al vele malen bij de verdachte op bezoek geweest. De verdachte heeft aangeefster 1 toen uitgelegd wat dit inhield. Toen hij haar na het strandbezoek naar huis bracht, stelde zij voor om een keer bij hem thuis langs te komen om verder te praten en bij hem te blijven eten. Hij heeft daarmee ingestemd en na het eten hebben ze samen op YouTube naar muziek geluisterd. Toen aangeefster 1 vroeg wat de verdachte allemaal deed in de kamer die hij holy room noemde, heeft de verdachte voorgesteld om haar, als zij dat zou willen, een voet- en kuitmassage en een lichtbehandeling te geven en een meditatie te doen. Daar stemde ze mee in. Na afloop van de massage (van uitsluitend voeten en kuiten, aldus de verdachte), lichtbehandeling en meditatie heeft hij haar weer thuis gebracht.
Voorts heeft de verdachte verklaard ook overigens onschuldig te zijn.
Oordeel hof.
Werkzaam als mental coach in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en als cliënt aan verdachtes hulp of zorg toevertrouwd?
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten:
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in het bijzonder de hierboven weergegeven verklaringen leidt het hof af dat aangeefster 1 en aangeefster 2 de verdachte hebben leren kennen als een bevriende collega van hun stiefvader, die ook bij hen thuis over de vloer kwam. Er was sprake van een vriendschapsband tussen de verdachte en aangeefster 1 en aangeefster 2. Naarmate het contact tussen de verdachte en de aangeefsters werd geïntensiveerd kwamen zij ook bij hem thuis, waar hij hen ook erotisch getinte massages heeft gegeven. Het contact tussen de aangeefsters en de verdachte is hierbij slechts geleidelijk aan van aard veranderd. Er is bij aangeefster 2 en aangeefster 1 geen sprake geweest van “een hulpvraag” waarvoor zij gericht contact hebben gezocht met een hulpverlener en er heeft evenmin betaling plaatsgevonden voor door de verdachte verrichte diensten. Op grond van het vorenstaande kunnen aangeefsters niet worden aangemerkt als cliënten die zich aan de hulp of zorg van de verdachte hadden toevertrouwd terwijl hij werkzaam was als mental coach in de maatschappelijke zorg in de zin van artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Dat de verdachte zich op internet uitgaf voor mental coach en lifestyle coach en op visitekaartjes voor spiritueel coach maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde (aangeefster 3)
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen met de aangeefster 3 niet hebben plaatsgevonden in het kader van een cliënt-hulpverlener-relatie in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
De aangeefster heeft de verdachte leren kennen via haar werk in een supermarkt waar de verdachte als beveiliger werkzaam was. De verdachte vertelde haar dat hij naast zijn werk als beveiliger ook werkzaam was als coach en heeft haar zijn kaartje gegeven. Er is een vriendschappelijke relatie tussen hen ontstaan, hij werd haar coach en een hele goede vriend. Hij was begripvol, zij kon haar verhaal bij hem kwijt en hij hielp haar zelfverzekerder te worden. De verdachte was een hele lieve man, aldus aangeefster 3 tijdens het informatieve gesprek.
Nadat de verbalisanten haar ermee geconfronteerd hadden dat zij (erotisch getinte) filmpjes van haar hadden aangetroffen die de verdachte van haar had opgenomen, heeft zij, nadat zij eerst alleen maar lovend over de verdachte had gesproken, haar verklaring in belastende zin gewijzigd. Bij de rechter-commissaris heeft zij later bevestigd dat zij “als een blad aan de boom omsloeg” toen zij tijdens het informatieve gesprek merkte dat de politie over filmpjes van haar beschikte.
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en de aangeefster, met name de frequentie en de inhoud daarvan, leidt het hof voorts af dat de relatie tussen hen kan worden aangemerkt als een affectieve relatie.
Ook de verdachte heeft verklaard dat de contacten met aangeefster 3 van een geheel andere aard waren dan die met de beide andere aangeefsters. Met aangeefster 3 had hij een relatie.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat hetgeen de verdachte voor de aangeefster – in haar woorden als coach – heeft gedaan niet anders dient te worden beschouwd dan hetgeen men in een vriendschapsrelatie voor elkaar doet om elkaar te helpen.
De ten laste gelegde seksuele handelingen kunnen niet worden aangemerkt als ontuchtige handelingen, nu zij niet in het kader van een hulpverlener-cliënt-relatie in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding van aangeefster 1
In het onderhavige strafproces heeft aangeefster 1 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.028,42 met rente, bestaande uit € 28,42 materiële schade en € 1000,- immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1028,42.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van aangeefster 2
In het onderhavige strafproces heeft aangeefster 2 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.218,86 met rente, bestaande uit € 218,86 materiële schade en € 1000,- immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.218,86.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 22 dagen hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep met betrekking tot de in eerste aanleg onder 3 en 4 gegeven vrijspraken.
Verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin het hoger beroep met betrekking tot de in eerste aanleg onder 4 gegeven vrijspraak.
Verklaart het Openbaar Ministerie
ontvankelijkin de strafvervolging ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair, het onder 2 primair en subsidiair en het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij aangeefster 1

Verklaart de benadeelde partij aangeefster 1 in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij aangeefster 2

Verklaart de benadeelde partij aangeefster 2 in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C. Langeler,
mr. M.C.R. Derkx en mr. R.F. de Knoop,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 september 2017.