ECLI:NL:GHDHA:2017:2762

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
22-001271-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos gedrag met vuurwapen leidt tot zware verwondingen van slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die op 28 januari 2016 in Noordwijk roekeloos met een vuurwapen op een verkeersbord schoot. Dit gebeurde 's avonds in het donker, nabij een onverlicht fietspad, waarbij een toevallige voorbijganger, het slachtoffer, door een afgevuurde kogel in zijn buik werd geraakt. Het slachtoffer liep hierdoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een schotverwonding die leidde tot de operatie van een segment van de dunne darm. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, maar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging nam, die een zwaardere straf eiste. Het hof oordeelde dat de verdachte niet roekeloos had gehandeld in de zin van de wet, maar wel zeer onvoorzichtig en onachtzaam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door in het donker met een vuurwapen te schieten, een levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001271-17
Parketnummer: 09-857531-16
Datum uitspraak: 27 september 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1966,
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
13 september 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Noordwijk, roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig op de openbare weg in het donker met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van een fietspad, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotverwonding in de linkeronderbuik, ten gevolge waarvan een segment van de dunne darm operatief is verwijderd, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van die [slachtoffer] was ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Noordwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool van het kaliber 6,35mm Browning, en/of munitie te weten een patroon van het kaliber 6,35mm Browning voorhanden heeft gehad en/of zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld 9, vierde lid van de Wet wapens en munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24 van die wet, heeft vervoerd;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2016 te Noordwijk een of meer wapens van categorie III, te weten twee revolvers van het kaliber .38, en/of munitie van categorie III, te weten tien, althans een of meer patronen van het kaliber .38, voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks28 januari 2016 te Noordwijk
, roekeloos, in elk gevalgrovelijk
, althans aanmerkelijkonvoorzichtig en
/ofonachtzaam
en/of nalatigop de openbare weg in het donker met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van een fietspad, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotverwonding in de linker onderbuik, ten gevolge waarvan een segment van de dunne darm operatief is verwijderd, heeft bekomen
, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van die [slachtoffer] was ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks28 januari 2016 te Noordwijk
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,een wapen van categorie III, te weten een
semiautomatischpistool van het kaliber 6,35mm Browning, en
/ofmunitie
van categorie III,te weten een patroon van het kaliber 6,35mm Browning voorhanden heeft gehad
en/of zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld 9, vierde lid van de Wet wapens en munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24 van die wet, heeft vervoerd;
3.
hij op
of omstreeks21 september 2016 te Noordwijk
een of meerwapens van categorie III, te weten twee revolvers van het kaliber .38, en
/ofmunitie van categorie III, te weten tien
, althans een of meerpatronen van het kaliber .38, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Dit geldt met name voor de door het hof in de bewezenverklaring onder feit 2 toegevoegde woorden “van categorie III”, die de rechtbank ook al aan de bewezenverklaring had toegevoegd in het vonnis waarvan beroep. Het hof gaat ervan uit dat de verdediging de toevoeging van voornoemde woorden - evenals het hof - ziet als een herstel van een kennelijke omissie, nu de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep daarover geen opmerkingen heeft gemaakt en evenmin daartegen verweer heeft gevoerd.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging t.a.v. het onder 1 ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de zwaarste gradatie van schuld, te weten roekeloosheid, wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging is van mening dat het handelen van de verdachte hooguit als zeer onvoorzichtig althans onoplettend kan worden beschouwd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 januari 2016 rond 21.00 uur liepen [slachtoffer] en zijn zoon [naam] vanaf de laatste strandopgang over een fietspad door de duinen naar het einde van de Koningin Astridboulevard in Noordwijk. Het was donker en beiden droegen donkere kleding. Toen [slachtoffer] en zijn zoon nog ongeveer 50 meter van de rotonde aan het einde van de boulevard waren verwijderd, kwam er een auto aangereden. Deze auto stopte op de rotonde. De bestuurder van de auto, de verdachte, stapte vervolgens uit de auto en vuurde met een pistool één kogel af op een verkeersbord in de richting van het fietspad. [slachtoffer] is door deze kogel in zijn buik geraakt. [slachtoffer] en zijn zoon zijn meteen naar de auto toegerend, waarop de verdachte in de auto is gestapt en is weggereden. [slachtoffer] heeft een schotverwonding in de linker onderbuik opgelopen, ten gevolge waarvan een gedeelte van de dunne darm operatief is verwijderd. De verdachte is na onderzoek uiteindelijk op 21 september 2016 aangehouden.
Het is hof is van oordeel dat de verdachte, door te handelen als hij heeft gedaan onder de toen geldende omstandigheden, zeer onvoorzichtig heeft gehandeld. Naar gewoon spraakgebruik kan dat handelen als roekeloos worden aangemerkt. Aan het begrip roekeloosheid zoals opgenomen in de wet, en met name in artikel 307, tweede lid en artikel 308, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 juncto artikel 175, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, worden blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad hogere eisen gesteld, hetgeen met zich meebrengt dat het begrip roekeloosheid niet met het in het gewone taalgebruik gehanteerde begrip roekeloosheid kan worden gelijkgesteld. Naar het oordeel van het hof voldoet het handelen van de verdachte, gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden, niet aan de strenge eisen die aan het begrip roekeloosheid als bedoeld in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht worden gesteld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld door `s avonds, in het donker, op een openbare weg met een vuurwapen op een verkeersbord naast een onverlicht fietspad te schieten. [slachtoffer], een toevallige voorbijganger, is door de kogel die de verdachte heeft afgevuurd in zijn buik geraakt en heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op lichtzinnige wijze een levensgevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. Dat het gebeurde - mede doordat het slachtoffer ruim een half jaar in onzekerheid heeft verkeerd omtrent een eventueel motief van de dader - een enorme impact op het leven van het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt uit zijn ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring.
Na dit ernstige schietincident heeft de verdachte wederom twee vuurwapens aangeschaft die hij - voorzien van munitie - in zijn woning voor het grijpen had gelegd. Dergelijke goederen vormen in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen, zoals is gebleken uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Tegen onbevoegd wapenbezit dient daarom krachtig te worden opgetreden. Het grote aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recent, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de omstandigheid dat het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet bewezen acht dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld, worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van kortere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 308 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf, rekening houdend met de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2017.