In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en de geïntimeerden, BL Holding en Marcan Vastgoed B.V., over het voorkeursrecht van koop dat [appellant] had op een pand dat hij huurde van BL Holding. Het hof behandelt de vraag of [appellant] zijn voorkeursrecht tijdig heeft uitgeoefend en of BL Holding en Marcan onrechtmatig hebben gehandeld door het pand te verkopen zonder het voorkeursrecht van [appellant] te respecteren.
De feiten zijn als volgt: [appellant] huurde sinds 1 augustus 2010 een bedrijfsruimte van BL Holding. In de huurovereenkomst was een voorkeursrecht van koop opgenomen. Op 2 oktober 2014 deed BL Holding een aanbod aan [appellant] om het pand te kopen, maar [appellant] maakte een financieringsvoorbehoud. BL Holding stelde dat dit niet mogelijk was en verkocht het pand op 12 november 2014 aan Marcan. [appellant] legde hierop beslag op het pand en ging in hoger beroep tegen de afwijzing van zijn vorderingen door de rechtbank.
Het hof oordeelt dat [appellant] tijdig gebruik heeft gemaakt van zijn voorkeursrecht door op 27 oktober 2014 aan te geven het pand te willen kopen, ook al was dit onder voorbehoud van financiering. Het hof stelt vast dat BL Holding onterecht het aanbod zonder financieringsvoorbehoud heeft gedaan, wat niet in lijn was met de redelijke verwachtingen van [appellant]. Het hof concludeert dat BL Holding het voorkeursrecht heeft geschonden door het pand aan Marcan te verkopen zonder [appellant] de kans te geven zijn recht uit te oefenen. De vorderingen van [appellant] worden in het hoger beroep toegewezen, en het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd.