In deze zaak gaat het om een geschil over de kwalificatie van koel- en rijpingscellen en stellages in het kader van de overdrachtsbelasting. De belanghebbende, een bedrijf dat zich bezighoudt met de opslag en rijping van tropisch fruit, heeft op 12 november 2015 een onroerende zaak verkregen en heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van de overdrachtsbelasting. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het bezwaar afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarop de belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
Het Hof heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de koel- en rijpingscellen en stellages geen bestanddelen van de onroerende zaak zijn. Het Hof oordeelde dat de onroerende zaak niet specifiek is gebouwd voor de opslag en rijping van fruit en dat het gebouw zonder de koel- en rijpingscellen en stellages probleemloos kan worden gebruikt voor algemene opslag en distributie. Hierdoor zijn de koel- en rijpingscellen en stellages als roerende zaken aan te merken.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, en verleende aan de belanghebbende teruggaaf van € 128.154 aan overdrachtsbelasting. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 2.400, en diende de inspecteur de griffierechten van € 837 aan de belanghebbende te vergoeden.