ECLI:NL:GHDHA:2017:3412

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
22-002338-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake belediging van een ambtenaar en vernieling van politie-eigendommen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van politie-eigendommen en het beledigen van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte drie punten: het vernielen van een veiligheidsvest van een verbalisant, het vernielen van een ophoudkamer van het politiebureau, en het beledigen van verbalisant [benadeelde partij 2] met kwetsende uitlatingen.

De verdediging voerde aan dat de verdachte onrechtmatig was aangehouden, waardoor de verbalisant niet rechtmatig handelde op het moment van belediging. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verbalisant wel degelijk in de rechtmatige uitoefening van zijn functie was op het moment van de belediging. Het hof baseerde zich op het proces-verbaal van bevindingen, waaruit bleek dat de verdachte eerder was aangehouden voor baldadigheid en openbare dronkenschap.

Het hof bevestigde het vonnis van de eerste rechter, met enkele aanvullingen en verbeteringen in de gronden. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan in een openbare terechtzitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002338-17
Parketnummer: 09-054623-17
Datum uitspraak: 3 november 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 mei 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten (de lus van) een veiligheidsvest van een verbalisant, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of Politie (Eenheid Den Haag) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2:
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten (de ramen van) een ophoudkamer van politiebureau de Jan Hendrikstraat, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie (Eenheid Den Haag) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3:
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [benadeelde partij 2], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Je moeder, je kankermoeder. Je kankerhoerenmoeder. Jouw kanker hoerenmoeder.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling en verbetering aanbrengt.
Het hof wijzigt de tweede alinea op pagina 7 van het vonnis waarvan beroep (te weten van: ‘Op het moment’ tot en met: ‘hun bediening waren.’) als volgt:
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort samengevat- aangevoerd dat de verdachte op 22 maart 2017 onrechtmatig is aangehouden, waardoor de verbalisant [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2]) niet gedurende of ter zake van de
rechtmatigeuitoefening van zijn bediening was toen hij door de verdachte werd beledigd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2017 (PL1500-2017078912-5) blijkt dat de verdachte op 22 maart 2017 heengezonden zou worden, nadat hij de dag daarvoor was aangehouden ter zake van baldadigheid en openbare dronkenschap. De verbalisanten [verbalisant] en [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1]) hebben de verdachte vervolgens naar buiten begeleid, aangezien de verdachte weigerde zijn cel uit te komen. Toen voornoemde verbalisanten de verdachte buiten loslieten, kwam de verdachte teruglopen en greep hij verbalisant [benadeelde partij 1] vast bij zijn vest. Hierop werd de verdachte aangehouden door verbalisant [benadeelde partij 1] en overgebracht naar de ophoudkamer. Verbalisant [benadeelde partij 2] is voor de ophoudkamer gaan staan om de verdachte in de gaten te houden. Vervolgens hoorde verbalisant [benadeelde partij 2], terwijl de verdachte hem in de ogen aankeek, hem het volgende zeggen: “Je moeder, je kankermoeder. Je kankerhoerenmoeder. Jouw kankerhoerenmoeder.” Door die uitlatingen van de verdachte voelde verbalisant [benadeelde partij 2] zich in zijn goede naam en eer aangetast.
Gelet op voornoemde feitelijke gang van zaken is het hof van oordeel dat verbalisant [benadeelde partij 2], op het moment dat hij door de verdachte werd beledigd, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening was, nu hij op het politiebureau werkzaam was en de verdachte na diens aanhouding in de gaten hield. Het onder 3 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Dat de verdachte aanvankelijk alleen wegens verdenking van openbare dronkenschap en niet (tevens) wegens wederspannigheid is aangehouden – zoals door de raadsman naar voren is gebracht – doet daaraan niet af.
Het verweer wordt verworpen.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling en verbetering van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 november 2017.