[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1961,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 januari 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 44 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2016 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto (Jeep, [x])), daarmede rijdende over de weg, de Bredeweg (Provincialeweg N456) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte heeft aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, immers vonden op voornoemde weg wegwerkzaamheden plaats en/of waren in verband daarmee beperkte verkeersmaatregelen van kracht en/of (vervolgens)
- geen, althans onvoldoende acht geslagen op het snelheid verminderende en/of afremmende verkeer voor hem, immers keek hij naar rechts (in de richting van een reiger) en/of (vervolgens)
- gereden met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
- niet, of niet tijdig, een op die weg tot stilstand gekomen, althans een voor hem rijdende en afremmende, auto opgemerkt en/of
- niet (af)geremd en/of zijn motorrijtuig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en/of aan de bestuurder van een auto (Volkswagen, [x]), te weten [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel, te weten tweetal botbreuken van de eerste nekwervel en/of een scheurwond van de oogkasrand en/of bloedverlies tussen hersenen en schedel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 februari 2016 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, als bestuurder van een motorrijtuig (auto (Jeep, [x])), daarmee rijdende op de weg, de Bredeweg (Provincialeweg N456), als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte heeft aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, immers vonden op voornoemde weg wegwerkzaamheden plaats en/of waren in verband daarmee beperkte verkeersmaatregelen van kracht en/of (vervolgens)
- geen, althans onvoldoende acht geslagen op het snelheid verminderende en/of afremmende verkeer voor hem, immers keek hij naar rechts (in de richting van een reiger) en/of (vervolgens)
- gereden met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
- niet, of niet tijdig, een op die weg tot stilstand gekomen, althans een voor hem rijdende en afremmende, auto opgemerkt en/of
- niet (af)geremd en/of zijn motorrijtuig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
waardoor een ander te weten een bestuurder van een auto (Volkswagen,[x]), genaamd [benadeelde partij], letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 dagen subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 44 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde oordeelt het hof als volgt.
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' – aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid - aan een verkeersongeval in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Voor wat betreft het rijgedrag van de verdachte stelt het hof vast dat de verdachte rijdende met zijn Jeep op de Bredeweg te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, enige seconden is afgeleid geweest door een reiger die zijn aandacht trok. Vanwege deze onoplettendheid heeft de verdachte verzuimd zijn snelheid op het verkeer voor hem aan te passen en bleek hij niet meer in staat zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen. Hij is achter op een file ingereden, waardoor de bestuurder van de auto voor hem zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en enkele auto’s zijn beschadigd.
Deze enkele gedraging van de verdachte – kort gezegd - dat hij gedurende korte tijd zodanig onoplettend was, dat hij onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie op de weg heeft gehad, levert naar ’s hof oordeel weliswaar verwijtbare onvoorzichtigheid op, maar bij gebreke van enige andere, zelfstandige overtreding van de verkeersregels niet in de aanmerkelijke mate die is vereist voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks2 februari 2016 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, als bestuurder van een motorrijtuig (auto (Jeep, [x])), daarmee rijdende op de weg, de Bredeweg (Provincialeweg N456), als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte heeft aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, immers vonden op voornoemde weg wegwerkzaamheden plaats en/of waren in verband daarmee beperkte verkeersmaatregelen van kracht en/of (vervolgens)
-
geen, althansonvoldoende acht geslagen op het snelheid verminderende en/of afremmende verkeer voor hem, immers keek hij naar rechts (in de richting van een reiger) en
/of (vervolgens)
- gereden met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en
/of (vervolgens)
- niet, of niet tijdig, een op die weg tot stilstand gekomen, althans een voor hem rijdende en afremmende, auto opgemerkt en
/of
- niet (af)geremd en
/ofzijn motorrijtuig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
waardoor een ander te weten een bestuurder van een auto (Volkswagen,[x]), genaamd [benadeelde partij], letsel heeft bekomen, door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op: