ECLI:NL:GHDHA:2017:3684

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
200.204.528/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herstel in ouderlijk gezag na eerdere ontzetting in verband met seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om hersteld te worden in het ouderlijk gezag over zijn minderjarige kinderen. De vader was eerder ontzet uit het gezag vanwege een veroordeling voor seksueel misbruik van zijn dochter. De rechtbank had in eerste aanleg het verzoek van de vader afgewezen, waarop hij in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten uit de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam in acht genomen, waaruit bleek dat de vader in 2012 was veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, waarvan een jaar voorwaardelijk, en dat hij in 2012 was ontzet uit het ouderlijk gezag. De vader stelde dat zijn omstandigheden waren veranderd en dat hij weer in het gezag kon worden hersteld, nu hij weer samenwoonde met de moeder en hulpverlening had ontvangen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling waren echter van mening dat herstel van het gezag niet in het belang van de kinderen was, gezien de impact van het verleden en de huidige gezinssituatie. Het hof oordeelde dat er nog te veel zorgen waren over de gezinssituatie en dat de vader niet duurzaam in staat was om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen te dragen. Het hof heeft het verzoek van de vader afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.204.528/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 15-9283
zaaknummer rechtbank : C/10/488796
beschikking van de meervoudige kamer van 22 november 2017
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.C. Smit te Utrecht,
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam
-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad;
2. [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. G.H. Amstelveen,
hierna te noemen: de moeder;
3. William Schrikker Jeugdbescherming & Reclassering
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2016, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer (hierna: de bestreden beschikking). In die beschikking is het verzoek van de vader afgewezen om te worden hersteld in het ouderlijk gezag over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren [in] 2002 in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 2] , geboren [in] 2004 in [geboorteplaats] , en
  • [de minderjarige 3] , geboren [in] 2010 in [geboorteplaats] ,
(hierna te noemen: de minderjarigen).
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 30 november 2016 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft op 18 oktober 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de zijde van de vader van 23 december 2016 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van de zijde van de vader van 16 januari 2017 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4.
Het hof heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 15 september 2017 plaatsgevonden. Hierbij is de vader verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De raad en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, ter zitting niet verschenen. De mondelinge behandeling van de zaak is hierop aangehouden omdat het hof aanwezigheid van de raad zonder meer noodzakelijk achtte.
2.6
Het hof heeft partijen opnieuw opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 26 oktober 2017. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] , namens de raad;
- [naam] en [naam] , namens de gecertificeerde instelling.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
  • de moeder oefent het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uit;
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] wonen bij de ouders;
  • [de minderjarige 2] woont bij oma en (stief)opa vaderszijde;
  • de vader is in 2012 veroordeeld voor seksueel misbruik van [de minderjarige 2] tot vier jaar gevangenisstraf waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar;
  • bij beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 augustus 2012 is de vader ontzet uit het ouderlijk gezag, welke beschikking is bekrachtigd door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch op 31 januari 2013;
  • bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2016 zijn de drie minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. Deze beschikking is in hoger beroep bekrachtigd door het hof Den Haag op 12 juli 2017.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarigen.
4.2
De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen. Hij verzoekt het hof, opnieuw rechtdoende, te worden hersteld in het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
4.3
De raad verzoekt het hof het beroep van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het ingestelde hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader doet een beroep op artikel 1:277 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hij stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat hij weer in het ouderlijk gezag kan worden hersteld. Hij woont weer met de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] als gezin in één huis. Volgens de vader hebben de belangen en de gevoelens van zijn kinderen bij zijn terugkeer voorop gestaan. Hij heeft veel hulpverlening gehad, zoals individuele therapie bij [zorgspecialist] . Daarnaast is een apart traject ( [naam traject] ) gestart om het hele gezin bij zijn behandeling te betrekken. In samenspraak met alle betrokkenen, waaronder Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond en de reclassering, is een Veiligheidsplan met afspraken opgesteld om de veiligheid van alle gezinsleden te garanderen. Volgens de vader houdt hij zich aan deze opgestelde leefregels. Hij stelt dat de reclassering dit onderschrijft. Hij is erg geschrokken van het verweerschrift van de raad en geeft aan niet goed te begrijpen waarom de raad zich zorgen maakt over de hereniging met zijn gezin. De vader begrijpt daarnaast niet waarom het in strijd met de belangen van de minderjarigen is om hem niet in het gezag te herstellen. Hij heeft veel verdriet van wat er in het verleden is gebeurd en weet dat hij alle gebeurtenissen niet meer kan terugdraaien. Hij is zich er verder van bewust dat zijn gedrag negatieve invloed heeft gehad op de ontwikkeling van zijn kinderen en weet dat hij deze schade niet meer kan repareren. Wel wil hij de schade zoveel als mogelijk beperken. Veiligheid is volgens de vader niet iets dat bij zijn kinderen moet worden neergelegd, maar iets waarvoor de ouders moeten zorgen. Naar zijn mening kan het gezin enigszins normaal verder als de minderjarigen een vader hebben op wie zij kunnen terugvallen. Hij vindt dat veel beter dan een vader op afstand die je als kind niet meer kunt en wilt zien, omdat anderen – zoals de raad – die keuze voor je maken. De vader betwist de stellingen van de raad over zijn alcohol- en wietgebruik. Hij stelt opnieuw hulp bij [zorgspecialist] te hebben gezocht om zich staande te kunnen houden in deze situatie en te voorkomen dat hij terugvalt in oud gedrag, waarbij hij zijn toevlucht nam tot het drinken van alcohol en het blowen. Het is niet zo dat hij daadwerkelijk alcohol drinkt en blowt. Volgens de vader is het verweerschrift en de reactie van de gecertificeerde instelling verder met name ingegeven door het feit dat zij het niet met de overige hulpverleners eens zijn. Deze hulpverleners zijn namelijk wél positief over de vader. Het is voor de vader een raadsel wat de raad nog van hem verwacht, nu hij zich aan alle afspraken houdt. Hij betreurt het dat de raad de reclassering, een voor hem belangrijke informant bij het uitvoeren van het raadsonderzoek niet heeft benaderd voor informatie over zijn functioneren. De vader verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het komende NIFP-onderzoek.
5.2
De raad stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Ter illustratie vergelijkt de raad de situatie met een kristallen glas dat hard tegen de grond wordt geslagen. Je lijmt het glas, maar blijft de scherven zien. De raad geeft aan dat dit ook geldt voor de impact van alle gebeurtenissen, in het bijzonder het seksueel misbruik van [de minderjarige 2] door de vader, op de minderjarigen: de schade is onherstelbaar. De raad vindt de huidige situatie van de minderjarigen zo zorgelijk dat het op geen enkele wijze in hun belang wordt geacht om de vader, nu of in de toekomst, in het gezag te herstellen. Daarnaast vraagt de raad zich af of de moeder goed in staat is om haar gezag uit te oefenen. Zij treedt niet tegen de vader op, neemt haar kinderen niet in bescherming en laat haar verantwoordelijkheid als gezagdragend ouder feitelijk liggen. Volgens de raad gaan de ouders telkens voorbij aan wat de minderjarigen nodig hebben. De dochters kampen nog steeds met schuldgevoelens. De raad vindt dit zorgelijk, omdat de dochters niets meer dan slachtoffer van de situatie zijn. De minderjarigen zijn nog steeds bezig om de moeder gerust te stellen en komen niet aan hun eigen traumaverwerking toe. Bovendien zien de ouders niet in dat de positie van de minderjarigen ingewikkeld is. Kinderen zijn loyaal aan hun ouders. Het feit dat zij graag bij hun vader zijn of hem, zoals tijdens de detentieperiode, missen, maakt niet dat er geen misbruik heeft plaatsgevonden en dat gezinshereniging wenselijk is. Als kind behoor je te kunnen vertrouwen op de volwassenen om je heen die de zorg- en opvoedtaken voor jou uitoefenen. Als van dat vertrouwen op grove wijze misbruik wordt gemaakt en je ontbeert als kind daarbij bescherming, troost en geruststelling, is dit erg schadelijk. Daarnaast is er volgens de raad een situatie ontstaan waarin de hulpverlening polariserend werkt. De ouders laten zich selectief ondersteunen en werken niet met de gecertificeerde instelling mee. De hulpverlening vanuit de reclassering, [zorgspecialist] en [zorgspecialist 2] lijkt ingezogen in de volwassenenproblematiek, op dusdanige wijze dat er nauwelijks kan worden samengewerkt met de gecertificeerde instelling. De hulpverlening in het gedwongen kader, welke op de kinderen is gericht en is bedoeld om hun ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, komt zo niet van de grond. De vader maakt volgens de raad zelfs elk contact tussen de gecertificeerde instelling, de raad en de minderjarigen onmogelijk en frustreert hiermee de hulpverlening in het gedwongen kader aan zijn kinderen. De ondertoezichtstelling beperkt echter het gezag van de moeder, de vader behoort helemaal geen partij te zijn. De problemen van de ouders blijken volgens de raad groter dan de ouders naar buiten toe laten blijken. In dit opzicht zijn zij ook niet betrouwbaar gebleken in de hulpverlening. Recent is bovendien gebleken dat de vader opnieuw is aangemeld bij [zorgspecialist] . Hij houdt zich volgens de raad niet aan de gemaakte afspraken in het Veiligheidsplan. De vader ervaart meer spanningen, gebruikt alcohol en blowt weer. Hij houdt zo wederom geen rekening met de minderjarigen en de moeder grijpt niet in. Volgens de raad betekent dit dat de minderjarigen opnieuw vogelvrij zijn in een uitermate onveilige en verwaarlozende situatie. De raad vindt de gezinshereniging van de ouders een ambitieus plan en vraagt zich af of het gaat slagen. De raad staat er niet achter. Wel vindt de raad het belangrijk dat de vader omgang met zijn kinderen blijft behouden. De raad verzoekt het hof de zaak niet aan te houden, maar uitspraak te doen. Het is belangrijk dat de minderjarigen duidelijkheid hebben.
5.3
De gecertificeerde instelling geeft ter zitting aan de visie van de raad te delen en het niet in het belang van de minderjarigen te vinden om de vader in het gezag te herstellen. De gecertificeerde instelling geeft ten aanzien van [de minderjarige 2] aan dat haar perspectief inmiddels vaststaat. [de minderjarige 2] heeft veel kindeigen problematiek en heeft vastigheid en duidelijkheid nodig. Ook is zij erg beïnvloedbaar op het gebied van seksualiteit. Omdat de zorg en opvoeding van de minderjarige voor haar oma en stiefopa erg zwaar is gebleken en [de minderjarige 2] goede begeleiding nodig heeft, is met alle betrokkenen gesproken over een passende oplossing. [de minderjarige 2] is nu aangemeld voor een gespecialiseerd gezinshuis, waar maximaal zo’n drie kinderen wonen. [de minderjarige 2] heeft aan de gecertificeerde instelling aangegeven haar ouders meer te willen zien. De gecertificeerde instelling onderzoekt op dit moment de mogelijkheden hiertoe. De ouders staan volgens de gecertificeerde instelling achter de plaatsing in het gezinshuis. De gecertificeerde instelling maakt zich verder zorgen over de geslotenheid van het gezinssysteem. Ouders hebben weinig oog voor de daadwerkelijke behoeften van de minderjarigen. Ook moet er een nieuw Veiligheidsplan komen waarin de bodemeisen van de gecertificeerde instelling zijn verwerkt. De gecertificeerde instelling kan namelijk niet achter het huidige Veiligheidsplan staan en vindt dat de veiligheid van de minderjarigen onvoldoende gewaarborgd is. De gecertificeerde instelling meent dat het [instelling voor geestelijke zorg] de moeder kan ondersteunen bij het omschrijven van het Veiligheidsplan. Daarnaast is de gecertificeerde instelling van mening dat het NIFP onderzoek moet doen naar het gehele gezinssysteem en de opvoedkwaliteiten van de beide ouders.
5.4
De moeder geeft ter terechtzitting aan het verweerschrift van de raad niet te begrijpen. Zij is er, net als de vader, erg van geschrokken. Het verweerschrift komt naar haar mening niet overeen met de feitelijke situatie. Volgens de moeder doet zij erg haar best en heeft zij, samen met de vader, grote stappen vooruit gezet. Het is voor haar een raadsel wat zij nu nog kan doen om het beeld dat de raad en de gecertificeerde instelling van haar hebben ten positieve te keren. De moeder vindt dat zij niet afhankelijk van de vader is. Ook begrijpt zij niet dat er wordt gesproken van een gesloten gezinsysteem. Er is veel hulpverlening in het gezin aanwezig, waarvoor beide ouders open staan. Verder staat de moeder achter het komende NIFP-onderzoek, omdat dan alle partijen opnieuw worden benaderd en naar hun mening ten aanzien van de opvoedkwaliteiten van de ouders zullen worden gevraagd. Dan ontstaat er mogelijk een meer volledig beeld van de beide ouders. Volgens de moeder hebben de vader en zij het recht op een nieuwe kans. Zij hoopt dan ook dat het verzoek van de vader wordt toegewezen.
5.5
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:277 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de rechter de ouder wiens gezag is beëindigd op zijn verzoek in het gezag kan herstellen. Hierbij moet worden voldaan aan twee voorwaarden: het herstel in het gezag is in het belang van de minderjarige en de ouder is duurzaam in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van de minderjarige, als bedoeld in 1:247, tweede lid, BW te dragen. Het hof overweegt dat het belangrijk is dat alle betrokken partijen duidelijkheid hebben. Deze duidelijkheid is al helemaal belangrijk voor de minderjarigen. Het hof doet daarom uitspraak en houdt de zaak niet verder aan.
5.6
Het hof is van oordeel dat, op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, niet is komen vast te staan dat herstel van het gezag in het belang van de minderjarigen is. Het hof overweegt hiertoe dat er veel is gebeurd in het leven van de minderjarigen, zoals de gebeurtenissen met betrekking tot [de minderjarige 2] die aanleiding hebben gegeven tot de langdurige detentie van de vader, de detentie zelf, de terugkeer van de vader in het gezin en het verblijf - en de bepaling van het verdere perspectief van [de minderjarige 2] - buiten het gezin. De situatie was en is voor de minderjarigen ingewikkeld. Structuur, duidelijkheid en veiligheid zijn daarom van groot belang om de schade aan de ontwikkeling van de minderjarigen te kunnen beperken. Elk gezinslid heeft, afzonderlijk van elkaar, de afgelopen jaren een weg moeten vinden om alle gebeurtenissen te proberen te verwerken. Nog steeds moeten de gezinsleden leren om te gaan met de gevolgen daarvan. Het hof is van oordeel dat er op dit moment nog buitengewoon veel zorgen met betrekking tot de gezinssituatie bestaan. Weliswaar hebben de beide ouders naar voren gebracht dat zij veel stappen hebben gezet en hun best doen om de schade voor hun kinderen zoveel als mogelijk te beperken, maar het is het hof niet gebleken dat de minderjarigen daadwerkelijk belang hebben bij het herstellen van de vader in het ouderlijk gezag.
5.7
Het hof is verder van oordeel dat de situatie op dit moment nog te gespannen is en de positieve ontwikkelingen nog kwetsbaar lijken. Er kan daarom niet worden geoordeeld dat de vader duurzaam, dus ook op de langere termijn, in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van de minderjarigen te dragen. Zo hebben alle gezinsleden op dit moment nog passende hulpverlening nodig om hen te begeleiden en te sturen. Ter terechtzitting is gebleken dat de hulpverleners van de vader, de moeder en de minderjarigen niet op één lijn zitten, ook niet ten aanzien van de inhoud van het opgestelde Veiligheidsplan. Vanuit het kader van de ondertoezichtstelling tracht de gecertificeerde instelling het overzicht te bewaken en de hulp voor alle gezinsleden te waarborgen. De gecertificeerde instelling probeert de ouders daarnaast te bewegen tot het opstellen van een Veiligheidsplan waar alle hulpverleners achter kunnen staan. Verder onderzoekt de gecertificeerde instelling de mogelijkheden om de omgang tussen de vader en [de minderjarige 2] uit te breiden. Daarnaast zal het NIFP mogelijk een onderzoek starten om onderzoek te doen naar de opvoedkwaliteiten van de ouders. Kennelijk bestaat nog twijfel of ook de andere minderjarigen thuis kunnen blijven wonen. Het hof is, mede tegen die achtergrond, van oordeel dat eerst duidelijk moet worden of de ingezette positieve ontwikkelingen op de langere termijn kan worden bestendigd. Wellicht kan op termijn het vertrouwen bij alle betrokken partijen, dus ook bij de raad en de gecertificeerde instelling, ontstaan dat de vader duurzaam in staat is om met de moeder het ouderlijk gezag over de minderjarigen te dragen. Naar het oordeel van het hof dient de vader niet eerder in het gezag te worden hersteld dan op dat moment. Het hof zal daarom het verzoek van de vader afwijzen.
5.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I. Obbink-Reijngoud en D. Wachter, bijgestaan door mr. R.R. Warmerdam als griffier en is op 22 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.