Uitspraak
-Dordrecht,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
- [de minderjarige 1] , geboren [in] 2002 in [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren [in] 2004 in [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 3] , geboren [in] 2010 in [geboorteplaats] ,
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 23 december 2016 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 16 januari 2017 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
3.De feiten
- de moeder oefent het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uit;
- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] wonen bij de ouders;
- [de minderjarige 2] woont bij oma en (stief)opa vaderszijde;
- de vader is in 2012 veroordeeld voor seksueel misbruik van [de minderjarige 2] tot vier jaar gevangenisstraf waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar;
- bij beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 augustus 2012 is de vader ontzet uit het ouderlijk gezag, welke beschikking is bekrachtigd door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch op 31 januari 2013;
- bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2016 zijn de drie minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. Deze beschikking is in hoger beroep bekrachtigd door het hof Den Haag op 12 juli 2017.