ECLI:NL:GHDHA:2017:4027

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
22-003436-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens onjuiste betekening en terugwijzing naar de rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de nietigheid van de inleidende dagvaarding van de verdachte, die op 18 mei 2017 ter terechtzitting in eerste aanleg moest verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding niet heeft plaatsgevonden volgens de wettelijke voorschriften, zoals vastgelegd in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. De betekening is op 29 maart 2017 tevergeefs geprobeerd op een verkeerd adres, terwijl de verdachte op dat moment op een ander adres stond ingeschreven.

Het hof oordeelt dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet op het juiste huisnummer is aangeboden en de verdachte daardoor niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen. De omstandigheid dat de dagvaarding later als gewone brief naar het juiste adres is verzonden, doet hieraan niet af. Gezien de nietigheid van de inleidende dagvaarding, vernietigt het hof het vonnis waarvan beroep en wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag. De verdachte is niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep, en de dagvaarding voor deze zitting is ook niet in persoon aan de verdachte uitgereikt. Het hof concludeert dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd, de dagvaarding in eerste aanleg nietig wordt verklaard en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003436-17
Parketnummer: 96-033148-17
Datum uitspraak: 20 december 2017
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 mei 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 december 2017 is gebleken dat de betekening van de dagvaarding van de verdachte om op 18 mei 2017 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen, niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig de voorschriften van artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering.
Blijkens de “akte uitreiking” is op 29 maart 2017 (tevergeefs) getracht de dagvaarding van de verdachte om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen uit te reiken op het adres [adres]. Uit een uitdraai SKDB d.d. 10 april 2017 blijkt echter dat de verdachte vanaf 20 november 2016 stond ingeschreven op het adres [adres].
Nu de inleidende dagvaarding niet op het juiste huisnummer is aangeboden en de verdachte niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen, is het hof van oordeel dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard.
De omstandigheid dat de inleidende dagvaarding – na tot 6 april 2017 op het postkantoor te hebben gelegen - op 10 april 2017 aan de griffier is uitgereikt en vervolgens als gewone brief aan het adres [adres] is verzonden, doet aan het voorgaande oordeel van het hof niet af.
De nietigheid van de inleidende dagvaarding brengt mee dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd.
Nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 20 december 2017 te verschijnen aan de verdachte niet in persoon is uitgereikt en zich evenmin een andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting de verdachte tevoren bekend was, wijst het hof de zaak terug naar de rechtbank Den Haag.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. B.P. de Boer en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffiers mr. G. Schmidt-Fries en
mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2017.
Mr. mr. T.J.P. van Os van den Abeelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.