ECLI:NL:GHDHA:2017:4027
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- J.M. van de Poll
- B.P. de Boer
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens onjuiste betekening en terugwijzing naar de rechtbank
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de nietigheid van de inleidende dagvaarding van de verdachte, die op 18 mei 2017 ter terechtzitting in eerste aanleg moest verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding niet heeft plaatsgevonden volgens de wettelijke voorschriften, zoals vastgelegd in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. De betekening is op 29 maart 2017 tevergeefs geprobeerd op een verkeerd adres, terwijl de verdachte op dat moment op een ander adres stond ingeschreven.
Het hof oordeelt dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet op het juiste huisnummer is aangeboden en de verdachte daardoor niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen. De omstandigheid dat de dagvaarding later als gewone brief naar het juiste adres is verzonden, doet hieraan niet af. Gezien de nietigheid van de inleidende dagvaarding, vernietigt het hof het vonnis waarvan beroep en wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag. De verdachte is niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep, en de dagvaarding voor deze zitting is ook niet in persoon aan de verdachte uitgereikt. Het hof concludeert dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd, de dagvaarding in eerste aanleg nietig wordt verklaard en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling.