ECLI:NL:GHDHA:2017:4033
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- P.B. Kamminga
- I. Obbink-Reijngoud
- E.C. Punselie
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [appellante]. De rechtbank Rotterdam had eerder op 10 oktober 2017 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp tot 9 november 2017. [appellante] is op 17 oktober 2017 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De gecertificeerde instelling, die als verweerster optreedt, heeft op 15 november 2017 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2017 zijn zowel [appellante] als een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling verschenen, terwijl de moeder van [appellante] niet ter zitting is verschenen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat [appellante] in een gesloten jeugdhulp accommodatie verblijft en dat haar moeder en stiefvader in april 2017 naar [geboorteland] zijn vertrokken, waardoor [appellante] alleen is achtergelaten. Het hof heeft de noodzaak van de gesloten plaatsing beoordeeld en geconcludeerd dat deze noodzakelijk was om [appellante] te beschermen en te begrenzen, gezien haar kwetsbare situatie en de zorgen over haar gedrag. Het hof heeft overwogen dat de gesloten jeugdhulp de zwaarste maatregel is en alleen als uiterste maatregel mag worden toegepast.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van [appellante] voorop stond. Het hof heeft erkend dat er positieve ontwikkelingen zijn in haar situatie, maar dat de gesloten plaatsing in de betreffende periode nog steeds noodzakelijk was. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.