ECLI:NL:GHDHA:2017:4127

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
22-002629-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schennis van de eerbaarheid met taakstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, wegens schennis van de eerbaarheid. De tenlastelegging betrof een incident op 9 mei 2017 te Rijswijk, waar de verdachte op een openbare plaats zijn broek naar beneden trok en zijn geslachtsdeel vasthield. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven en kwam tot een andere straf.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, ondanks de verdediging die stelde dat de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar waren. Het hof oordeelde dat de verklaring van getuige [getuige 1] voldoende betrouwbaar was om als bewijs te dienen. De verdachte ontkende zijn geslachtsdeel te hebben getoond, maar het hof vond zijn verklaring niet geloofwaardig. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002629-17
Parketnummer: 09-085117-17
Datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
28 november 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, waarvan dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2017 te Rijswijk de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op het Julianalaantje, door zijn broek naar beneden te trekken en/of zijn geslacht vast te houden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee op onderdelen niet verenigt. Het hof heeft een nadere bewijsoverweging aan het ten laste gelegde gewijd. Daarnaast komt het hof tot een andere straf.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks9 mei 2017 te Rijswijk de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op het Julianalaantje, door zijn broek naar beneden te trekken en
/ofzijn geslacht vast te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de raadsvrouw aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de verklaring van de getuige [getuige 1] om redenen als in de pleitnotitie omschreven onvoldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te bezigen. Zelfs indien de verklaring van de getuige [getuige 1] voor het bewijs wordt gebezigd, is die verklaring op zichzelf onvoldoende om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. De verdachte heeft immers van meet af aan ontkend zijn geslachtsdeel te hebben getoond en de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij alleen heeft gezien dat de verdachte zijn gulp opendeed.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de visie van de verdediging is de verklaring van de getuige [getuige 1] onvoldoende betrouwbaar, omdat geen sprake kan zijn geweest van een – volgens gangbare wetenschappelijk inzichten – goede waarneming. De verdediging heeft onder verwijzing naar wetenschappelijke literatuur gesteld dat aan een herkenning slechts waarde mag worden gehecht als de getuige de dader zag op een afstand van maximaal vijftien meter, met een lichtsterkte van minimaal 10 lux.
Bij de beoordeling van het verweer van de raadsvrouw dient voorop te worden gesteld dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een herkenning, maar van een waarneming van handelingen die door de verdachte zouden zijn verricht. Dat maakt reeds dat de door de raadsvrouw genoemde vereisten niet van toepassing zijn.
Bovendien heeft de getuige [getuige 1] tegenover de politie verklaard op 9 mei 2017 omstreeks 21.09 uur van een afstand van ongeveer 50 meter de verdachte te hebben zien staan. Nadat hij “hallo sexies” tegen haar en de getuige [getuige 2] had geroepen, zag de getuige [getuige 1] dat de verdachte in hun richting kwam lopen. Nadat de getuige [getuige 1] zich had omgedraaid, keek zij om en zag zij dat de verdachte zijn broek had laten zakken en met één hand zijn geslachtsdeel vasthield, waarop zij onmiddellijk de politie heeft gebeld.
Zowel de raadsvrouw als de advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat op de bewuste dag om 21.20 uur de zon was ondergegaan. Dat brengt mee dat het op het tijdstip waarop de getuige [getuige 1] de handelingen van de verdachte heeft waargenomen nog niet donker was.
Nu het om een waarneming van handelingen gaat, die is gedaan onder de hierboven geschetste omstandigheden, acht het hof de verklaring van de getuige [getuige 1] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen.
Het hof is van oordeel dat op grond van de verklaring van de getuige [getuige 1], de verklaring van de getuige [getuige 2], alsmede de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij “hallo sexies” tegen beide getuigen heeft geroepen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
De omstandigheid dat de getuige [getuige 2] heeft verklaard alleen te hebben gezien dat de verdachte zijn gulp heeft opengemaakt, doet aan dat oordeel niet af. Zij heeft immers verklaard na het zien van die handeling te hebben weggekeken, terwijl in hetgeen zij (wel) heeft waargenomen steun kan worden gevonden voor hetgeen de getuige [getuige 1] heeft verklaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij stond te plassen en dat hij pas daarna beide getuigen heeft aangesproken.
Dat de verdachte al stond te plassen, strookt niet met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Bovendien geeft het te denken dat de verdachte eerst ter terechtzitting in hoger beroep met deze verklaring is gekomen. Het hof stelt dat deel van de verklaring van de verdachte dan ook als niet geloofwaardig terzijde.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een park aan het Julianalaantje te Rijswijk in het bijzijn van twee jonge vrouwen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zijn broek te laten zakken en met één hand zijn geslachtsdeel vast te houden. Dergelijk gedrag is in strijd met de eerbaarheid en kan niet worden getolereerd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal een deel van die taakstraf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 december 2017.