ECLI:NL:GHDHA:2017:4275

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
2200296416
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.W.H.E. Schmitz
  • W.P.C.M. Bruinsma
  • M. Moussault
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2016. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met bijzondere voorwaarden, voor belaging van twee aangevers. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte beoordeeld, dat zich richtte tegen de veroordeling voor het onder 1 ten laste gelegde feit. De tenlastelegging betrof het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers, met als doel hen te dwingen tot contact met de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vier jaar herhaaldelijk contact heeft gezocht met de aangevers, hen heeft gebeld, e-mailberichten heeft gestuurd en zich zonder toestemming in de nabijheid van hun woning heeft opgehouden. De aangevers hebben verklaard dat zij zich door het handelen van de verdachte bedreigd voelden en hun leven hierdoor werd beheerst. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De straf is vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en een locatieverbod. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een stoornis van Asperger, en heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002964-16
Parketnummer: 10-661290-14
Datum uitspraak: 15 februari 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair en 7 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof heeft aan de hand van de inhoud van de “akte rechtsmiddel” vastgesteld dat het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 27 oktober 2010 tot en met 27 november 2014, te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (namelijk contact tussen verdachte en zijn zoon tot stand te brengen en/of de relatie tussen verdachte en zijn zoon te herstellen), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte, wederechetlijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillde data in voormelde periode (onder meer) (telkens)
- veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact gezocht met die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of e-mailberichten en/of twitterberichten verstuurd naar en/of over die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen, opgehouden in de (onmiddellijke) nabijheid van de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of aangebeld bij de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- bekenden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] via internet en/of anderszins (op hinderlijke en/of intimiderende wijze) benaderd (teneinde in contact te komen met zijn, verdachtes, zoon,) en/of
- veelvuldig, althans meermalen, die [aangever 1] en/of [aangever 2] lastiggevallen, terwijl die [aangever 1] en/of [aangever 2](meermalen) te kennen had(den) gegeven dat zij met rust gelaten wilde(n) worden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden overeenkomstig het vonnis.
Ten aanzien van de feiten die niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de straf ter zake van die feiten zal worden bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode
1 november 2011tot en met 27 november 2014, te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[aangever 1] en [aangever 2] met het oogmerk die [aangever 1] en [aangever 2] te dwingen iets te doen (namelijk contact tussen verdachte en zijn zoon tot stand te brengen
ente dulden, immers heeft hij, verdachte, wederechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschill
ende data in voormelde periode
- meermalen, telefonisch contact gezocht met die [aangever 1] en/of [aangever 2] en e-mailberichten en twitterberichten verstuurd naar en/of over die [aangever 1] en/of [aangever 2] en
- zich meermalen, opgehouden in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] en aangebeld bij de woning van die [aangever 1] en [aangever 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de raadsvrouw aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven -:
  • er is niet of nauwelijks sprake van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers;
  • er is geen sprake van stelmatigheid. Omdat de aangevers zich niet aan hun informatieplicht hielden, had de verdachte een gegronde reden om contact met hen te zoeken. In de visie van de verdediging moet onderscheid worden gemaakt tussen de contacten waarvoor een gegronde reden bestond en de eventueel ongewenste contacten. Het aantal eventueel ongewenste contacten levert geen stelselmatigheid op.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De kern van de strafbepaling van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht wordt gevormd door de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer.
De Hoge Raad heeft overwogen dat bij de beoordeling van het begrip ‘stelselmatig’ de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, relevant zijn.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte gedurende een periode van een aantal jaren aangevers vele malen heeft gebeld,
e-mailberichten naar hen heeft verzonden en zich zonder hun toestemming in de nabijheid van hun woning heeft opgehouden. De aangevers hebben verklaard dat zij het handelen van de verdachte als een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer hebben ervaren. Zo durfden zij hun (pleeg)kinderen niet meer alleen naar buiten te laten gaan en waren zij constant op hun hoede. Uit hun verklaringen blijkt dat de verdachte het leven van aangevers beheerste.
Het hof is van oordeel dat, alles bijeen, de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De door de raadsvrouw gestelde omstandigheid dat de verdachte een gegronde reden meende te hebben om contact met de aangevers te zoeken, doet, daargelaten de juistheid van die stelling, aan het oordeel van het hof niet af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een Pro Justitia rapport, opgemaakt op 13 maart 2015 door [naam], psychiater.
Volgens voornoemde gedragsdeskundige is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een stoornis van Asperger. Omdat de stoornis van Asperger een chronische aandoening is, was deze ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Genoemde stoornis heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloed, dat het mede daaruit kan worden verklaard. In de visie van de gedragsdeskundige dient de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te worden geacht.
Het hof volgt de gedragsdeskundige [naam] in zijn conclusie dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Strafbepaling ex artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
Nu in eerste aanleg ter zake van de onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken, zal het hof op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 3 tot en met 7 bewezen verklaarde bepalen.
Gelet op de aard en ernst van de door de rechtbank onder 3 tot en met 7 bewezen- en strafbaar verklaarde feiten, zal hof ten aanzien van die feiten de op te leggen straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Hierna, onder strafmotivering, zal het hof de aard en ernst van deze feiten afwegen tegen de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de belangen van de slachtoffers teneinde daaraan consequenties verbinden ten aanzien van de wijze van tenuitvoerlegging van deze straf.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf ter zake van feit 1 bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van een aantal jaren de pleegouders van zijn zoontje belaagd. Hij heeft de pleegouders vele malen gebeld, heeft grensoverschrijdende e-mailberichten aan hen verzonden en twitterberichten over hen geplaatst. Ook heeft de verdachte zich herhaaldelijk en zonder toestemming bij de woning van de pleegouders opgehouden. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en onzekerheid veroorzaakt. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij hun pleegkinderen niet meer buiten durfden te laten en dat zij continu op hun hoede waren.
Het hof heeft bij de beraadslaging acht geslagen op de inhoud van een aantal zich in het dossier bevindende omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte opgemaakte rapportages.
Daaruit volgt dat de verdachte zich doet voorkomen als een ‘klokkenluider’ van allerlei misstanden bij instanties die met jeugdzorg zijn belast. De verdachte stelt zich op het standpunt dat zijn zoon hem in 2004 ten onrechte is afgenomen. Om de voogdij over zijn zoon te kunnen krijgen, voert de verdachte al jarenlang strijd in de vorm van (gerechtelijke) procedures tegen instanties, de gezinsvoogden en de pleegouders van zijn zoon. De verdachte is sterk gepreoccupeerd met de juridische strijd rond de voogdij over zijn zoon. Aangezien de verdachte zeer overtuigd is van zijn gelijk wordt de kans op recidive als hoog ingeschat.
Om de kans op recidive te verkleinen, wordt het volgen van een ambulante behandeling bij “De Waag” of een soortgelijke instelling voor forensische psychiatrie geïndiceerd geacht. De verwachting is echter dat een gedwongen behandeling zinloos en zelfs contraproductief is. Niet alleen is de verdachte niet gemotiveerd voor een dergelijke behandeling maar naar verwachting zal hij zich – gezien zijn stoornis – tegen het opgelegde karakter van zo’n behandeling verzetten.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een contactverbod, een locatieverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de relatieve ouderdom van het bewezenverklaarde feit, alsmede met de omstandigheid dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal die straf voor feit 1 en de straf voor de overige feiten geheel voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast zal het hof aan de verdachte na te melden bijzondere voorwaarden opleggen, nu het hof zulks, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geraden voorkomt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Feiten 3 tot en met 6:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het door de rechtbank onder 3 tot en met 7 bewezenverklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Feit 1:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Feiten 1, 3, 4, 5, 6:
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraffen in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat de gevangenisstraffen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [aangever 1], [aangever 2] en hun pleeggezin, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, behoudens voor zover uitvoering dient te worden gegeven aan een eventuele beslissing van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met zaaknummers 200.202.569/01 en 200.187.458/01;
- dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 500 (vijfhonderd) meter van de woning van [aangever 1] en [aangever 2] en binnen een straal van 500 (vijfhonderd) meter van de middelbare school van de zoon van de verdachte, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en behoudens voor zover uitvoering dient te worden gegeven aan een eventuele beslissing van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met zaaknummers 200.202.569/01 en 200.187.458/01;
 dat de veroordeelde zich zal onthouden van het plaatsen en/of verspreiden van berichten in de media, waaronder het internet, met daarin (belastende) informatie over [aangever 1], [aangever 2] en hun pleeggezin.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 februari 2017.
Mr. W.P.C.M. Bruinsma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.