2.2Het gaat in deze zaak om het volgende.
i. i) JVH exploiteert elektronische casino’s (speelautomatenhallen) in Nederland.
ii) [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 15 september 2014 in dienst getreden bij JVH, in eerste instantie voor bepaalde tijd. Deze overeenkomst is met zestien maanden verlengd tot 15 augustus 2016. Sindsdien was sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Tot 1 februari 2016 vervulde [verzoeker] de functie van casino-medewerker. Daarna was hij werkzaam in de functie van floor manager in opleiding. Hij werkte op de locatie te [vestiging] . Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 1.699,50 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag van 8%, bij een werkweek van 38 uren. Hij kon daarnaast recht doen gelden op een overwerkvergoeding, functietoeslag, onregelmatigheidstoeslag en bonussen.
iii) Op 14 juli 2016 heeft het Landelijk Parket gevorderd dat JVH alle hal management journaals van diverse speelautomaten van onder andere de vestiging [vestiging] in de periode van 29 december 2015 tot en met 25 maart 2016 verstrekt. Aan JVH is meegedeeld dat een strafrechtelijk onderzoek gaande was tegen een persoon (hierna te noemen: G.) die zich op dat moment in hechtenis bevond, en dat de gevraagde gegevens in dat kader werden gevorderd. G. was een beroepsgokker en vaste gast in de casino’s van JVH, waaronder het casino in [vestiging] .
iv) In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn in de telefoon van G. telefoonnummers gevonden van (oud-)medewerkers van JVH. In een proces-verbaal van 8 augustus 2016 staan de namen van een aantal (oud-)medewerkers van JVH vermeld, waaronder die van [verzoeker] . Uit dit proces-verbaal blijkt dat met de telefoon van [verzoeker] op 27 en 30 oktober 2015 WhatsApp-berichten met twee dumpschema’s van speelautomaten aan G. zijn verstuurd.
v) JVH heeft [verzoeker] op 5 september 2016 ontslag op staande voet aangezegd. Bij brief van 6 september 2016 is het ontslag schriftelijk bevestigd. Deze brief houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘Op maandag 5 september jl. heeft u een gesprek gehad met de heer [naam 2] (Coördinator Kwaliteit & Veiligheid), mevr. [naam 3] (Casinomanager) en ondergetekende.
Dit gesprek vond plaats in het kader van hoor-wederhoor nadat wij het volgende hadden geconstateerd:
U heeft vertrouwelijke bedrijfsinformatie (namelijk dumpschema’s – schema’s waarop staat op welke dag, welke automaten worden leeggehaald en geteld) doorgespeeld aan een gast.
In eerste instantie heeft u ontken[d] dat u dumpschema’s heeft doorgestuurd naar een gast. Wij hebben daarop aangegeven dat er geen twijfel bestaat over onze constatering. Toen mevrouw [naam 3] u begeleidde naar de uitgang, heeft u toegegeven dat u inderdaad dumpschema’s heeft doorgestuurd naar een gast.’
vi) Bij brief van zijn gemachtigde van 9 september 2016 heeft [verzoeker] JVH laten weten dat naar zijn oordeel geen sprake is van een geldig ontslag op staande voet, dat hij aanspraak maakt op zijn functie en dat hij zich beschikbaar houdt het werk te hervatten.
vii) [verzoeker] heeft ter terechtzitting van 3 november 2016 erkend dat hij op 27 en 30 oktober 2015 dumpschema’s aan G. heeft verstrekt.