ECLI:NL:GHDHA:2017:488
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in hoger beroep
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam, die haar verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling en haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling hebben afgewezen. Het hof heeft op 28 februari 2017 uitspraak gedaan. De appellante, wonende te Vlaardingen, heeft verzocht om de vonnissen te vernietigen en alsnog een gedwongen schuldregeling te bevelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de goede trouw van de appellante bij het aangaan van de verplichtingen niet voldoende was om haar verzoek te honoreren. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2017 heeft de appellante haar standpunt toegelicht, maar de verweerders, waaronder Capabel en de University of Curaçao, hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en zijn niet verschenen.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het iedere schuldeiser in beginsel vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan. De aangeboden regeling van de appellante voorziet in een aanzienlijk lagere uitkering dan de volledige vordering, wat de belangen van de verweerders bij weigering van de regeling versterkt. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de schuldeisers gedwongen worden in te stemmen met de aangeboden regeling. De appellante heeft niet aangetoond dat zij zich tot het uiterste inspant om haar schuldenpositie te verbeteren, en het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de weigerachtige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de appellante. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2016.