ECLI:NL:GHDHA:2017:905
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.A. Rijperman
- H.J. van Kooten
- A.J. Coster
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de schuldsaneringsregeling na detentie en WIA-uitkering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de toelating van een appellant tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder bij de rechtbank Rotterdam een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat onvoldoende aannemelijk was dat de appellant te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, vooral omdat hij tijdens zijn detentie in Turkije een WIA-uitkering had ontvangen zonder daar recht op te hebben. De rechtbank was van mening dat de appellant, vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal, niet in staat zou zijn om zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen.
In hoger beroep heeft de appellant zijn grieven toegelicht en het hof heeft de situatie opnieuw beoordeeld. Het hof concludeerde dat de appellant, ondanks zijn detentie en de daaruit voortvloeiende schulden, voldoende aannemelijk kon maken dat hij te goeder trouw was geweest. Het hof oordeelde dat de communicatie vanuit de gevangenis moeilijk was en dat de appellant zich niet bewust was van de gevolgen van zijn detentie voor zijn uitkering. Bovendien was er voldoende bewijs dat de appellant zich zou inspannen om zijn verplichtingen na te komen, mede door de ondersteuning van zijn begeleider.
Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de rechtbank voor de uitvoering van de regeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder schulden zijn ontstaan en de mogelijkheden voor schuldenaren om een nieuwe start te maken.