ECLI:NL:GHDHA:2017:975

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
22-005794-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politievoertuig tijdens demonstratie in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen een politievoertuig tijdens een demonstratie in de Schilderswijk, die plaatsvond naar aanleiding van het overlijden van een arrestant. De verdachte gooide een steen in de richting van een politievoertuig, wat leidde tot een escalatie van de demonstratie en een ernstige inbreuk op de openbare orde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, inclusief voorwaardelijke strafdelen en bijzondere voorwaarden, maar het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke taakstraf passend was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het verloop van het begeleidingstraject met de gezinscoach. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005794-15
Parketnummer: 09-212733-15
Datum uitspraak: 5 januari 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 16 december 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hobbemastraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de politie en/of een of meer politieambtenaren en/of een politievoertuig, welk geweld bestond uit het gooien van een steen tegen of in de richting van een politievoertuig.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden van – kort gezegd - de verplichting mee te werken aan het coachingstraject van het Centrum voor Jeugd en Gezin, de verplichting tot het vinden van een zinvolle dagbesteding in de zin van school of werk, en met hulp en steun vanuit de jeugdreclassering.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks2 juli 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op
of aande openbare weg, de Hobbemastraat,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaatsin vereniging geweld heeft gepleegd tegen
de politie en/of een of meer politieambtenaren en/ofeen politievoertuig, welk geweld bestond uit het gooien van een steen tegen of in de richting van een politievoertuig.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep wettig en overtuigend worden bewezen dat het de verdachte is geweest die een steen tegen een politievoertuig heeft gegooid. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet het hof geen aanleiding om aan de waarnemingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te twijfelen, te meer nu die verbalisanten deel uitmaakten van een aanhoudingseenheid van de politie. Dat zij niet in een proces-verbaal hebben gerelateerd dat er ten tijde van het ten laste gelegde geen andere jongens aanwezig waren met eenzelfde T-shirt als de verdachte, maakt dat oordeel niet anders.
Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte zich in een openlijk geweldsituatie bevond toen hij de bewuste steen gooide, omdat hij blijkens de stukken in het dossier deel uitmaakte van een menigte van personen die de straat op waren gegaan naar aanleiding van het overlijden van Mitch Henriquez, waaronder talrijke relschoppers die politieambtenaren en hun voertuigen meermalen bekogelden met stenen en allerlei andere voorwerpen.
Door in een dergelijke relsituatie de straat op te gaan en aan het geweld bij te dragen door een steen te gooien, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk en in vereniging plegen van geweld, zoals is bewezenverklaard. Dat de dynamiek waarbinnen het door de verdachte gepleegde geweld niet in de tenlastelegging is opgenomen, zoals de raadsman nog heeft betoogd, maakt dit niet anders.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een politievoertuig tijdens een demonstratie in de Schilderswijk in Den Haag naar aanleiding van het overlijden van een arrestant. De verdachte heeft daarbij een steen gegooid in de richting van een politievoertuig. Aldus handelende heeft de verdachte eraan bijgedragen dat een demonstratie is geëscaleerd, waarbij de verdachte en zijn medestanders op ernstige wijze inbreuk hebben gemaakt op de openbare orde. Door het gezagsondermijnende karakter veroorzaakt een misdrijf als het onderhavige daarnaast gevoelens van angst en onveiligheid bij de politie en overige aanwezigen. Politieambtenaren dienen hun werkzaamheden bovendien op normale wijze te kunnen verrichten zonder daarbij te worden geconfronteerd met vormen van geweld.
In strafmatigende zin heeft het hof evenwel in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2016 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit en dat hij ook na het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op een oud rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 9 december 2015, waarin de Raad adviseert een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Voor begeleiding vanuit de jeugdreclassering ziet de Raad te weinig aanknopingspunten.
Ter terechtzitting in hoger beroep is J.M.C. de Coo, gezinscoach vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin, gehoord als deskundige. Zij heeft onder meer verklaard dat zij op verzoek van het Pleysier college bij de verdachte betrokken is geraakt om hem te begeleiden naar een vorm onderwijs waarbij hij tot zijn recht komt. De verdachte komt niet in aanmerking komt voor regulier onderwijs. De deskundige heeft verklaard dat de verdachte is aangemeld bij het Palmhuis, alwaar hij na de kerstvakantie terechtkan voor begeleiding en ondersteuning bij het ontwikkelen van een goede schoolhouding, totdat een vorm van onderwijs is gevonden die passend is bij het niveau van de verdachte. In het verleden was er sprake van spijbelgedrag bij de verdachte, maar de afspraken met de gezinscoach komt hij goed na.
Het hof is – alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf een passende en geboden reactie vormt. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, nu het begeleidingstraject met de gezinscoach goed verloopt. Toezicht vanuit de jeugdreclassering acht het hof dan ook niet noodzakelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. Chr.A. Baardman en mr. J. Calkoen-Nauta,
in bijzijn van de griffier mr. C. de Bruin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 januari 2017.
Mr. J. Calkoen-Nauta is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.