In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de naheffingsaanslagen in de loonheffingen en verzuimboeten zijn gehandhaafd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, [X] B.V., heeft van 2010 tot en met 2013 een managementvergoeding van € 180.000 per jaar ontvangen van haar dochteronderneming [Y] B.V. De Inspecteur heeft geconcludeerd dat het door belanghebbende aangegeven loon te laag is en heeft de lonen gecorrigeerd. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
De feiten van de zaak tonen aan dat de directeur-grootaandeelhouder [A] van belanghebbende, die ook als werknemer fungeert, een aanzienlijk salaris ontving, maar dat er ook opnamen in rekening-courant zijn gedaan die als 'voorschot salaris' zijn aangeduid. De Inspecteur heeft deze opnamen als feitelijk genoten loon aangemerkt, wat door de Rechtbank is onderschreven. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende, die stelde dat het gebruikelijk loon lager zou moeten zijn, verworpen en bevestigd dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De verzuimboetes zijn ook als passend en geboden beoordeeld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.