ECLI:NL:GHDHA:2018:1238
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzoekschrift tot kwijtschelding van ontnemingsmaatregel na lange tijdsverloop
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 mei 2018 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde had verzocht om kwijtschelding van een ontnemingsmaatregel die hem was opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze ontnemingsmaatregel was eerder vastgesteld op 29 april 2008, waarbij de veroordeelde de verplichting had gekregen om € 8.500,00 aan de Staat te betalen. Na een cassatieberoep was dit bedrag verlaagd tot € 8.075,00 en was de ontnemingsmaatregel onherroepelijk geworden op 13 juli 2010.
Het hof heeft het verzoek tot kwijtschelding afgewezen, ondanks het tijdsverloop van meer dan zeven jaar voordat de executie van de ontnemingsmaatregel daadwerkelijk ter hand werd genomen. Het hof oordeelde dat de veroordeelde geen gerechtvaardigde verwachting kon ontlenen aan dit tijdsverloop dat er niet meer tot tenuitvoerlegging zou worden overgegaan. Bovendien werd opgemerkt dat, voor zover verjaringsregels van toepassing zouden zijn, er nog geen sprake was van verjaring en dat de executie nog steeds een redelijk doel diende.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, en het hof volgde deze conclusie. Het hof stelde vast dat de veroordeelde zijn betalingsverplichting nog niet had voldaan en dat betalingsonmacht niet was gesteld of gebleken. De beslissing van het hof werd in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.