ECLI:NL:GHDHA:2018:1679
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- I. Obbink-Reijngoud
- D. Wachter
- L.N.A. van Veen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep inzake partneralimentatie na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de partneralimentatie na de echtscheiding van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder berust in de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 1.027,- per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had verzocht om bekrachtiging van deze beschikking. Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij uitdrukkelijk had berust in de beschikking en geen rechtsmiddel had ingesteld tegen de nevenvoorzieningen die met de echtscheiding samenhingen. Het hof benadrukte dat de man een akte van berusting had ondertekend en dat de overeengekomen partneralimentatie rechtsgeldig was vastgelegd in het echtscheidingsconvenant. De man had geen wilsgebrek aangetoond en had meerdere keren bevestigd dat hij berustte in de alimentatie. Het hof wees ook het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de vrouw, die op dat moment waren begroot op € 2.466,-. De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.