ECLI:NL:GHDHA:2018:1861

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
670-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 juli 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was in de PI Zwaag. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de raadsheren, omdat er niet onmiddellijk was beslist op een verzoek tot terugwijzing van de ontnemingszaak naar de rechtbank. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P.G. van der Weide, stelde dat de omstandigheid dat het hof de zaak inhoudelijk wilde behandelen, terwijl er een verzoek tot terugwijzing was ingediend, bij hem de vrees wekte dat de raadsheren niet onpartijdig waren.

De wrakingskamer van het hof heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat er nog geen beslissing was genomen op het verzoek tot terugwijzing, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het hof benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De raadsheren hebben aangegeven niet in de wraking te berusten, en de advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het wrakingsverzoek afgewezen moest worden.

Het hof concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en dat de vrees van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de beslissing werd op dezelfde dag aan de betrokken partijen meegedeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 000670-18
Rolnummer hoofdzaak : 23-000429-17
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het mondeling verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:

[Verzoeker]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de PI Zwaag, verzoeker,
bijgestaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.

Het geding

In de ontnemingszaak tegen de verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 24 april 2018 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het hof Amsterdam plaatsgevonden, alwaar mr. J.D.L. Nuis, voorzitter, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus zitting hadden.
Bij mondeling verzoek van 24 april 2018 heeft de verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren gedaan.
3. Bij beslissing van 3 mei 2018 heeft de wrakingskamer van het hof Amsterdam op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie de wrakingszaak ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van dit hof.
4. De raadsheren hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
5. De wrakingskamer van het hof Den Haag heeft het verzoek op 18 juli 2018 ter openbare terechtzitting behandeld, waar de verzoeker, zijn raadsman en mr. Nuis zijn gehoord. De advocaat-generaal mr. A.J.M. Paulus heeft het standpunt van het Openbaar Ministerie uiteengezet.

Het wrakingsverzoek

6. Blijkens hetgeen de verzoeker bij het mondeling verzoek tot wraking naar voren heeft gebracht zoals gerelateerd in het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 april 2018, is – samengevat – de volgende wrakingsgrond aangevoerd. Er is sprake van vooringenomenheid van de voornoemde raadsheren omdat zij niet onmiddellijk een beslissing hebben genomen op het verzoek tot terugwijzing van de ontnemingszaak naar de rechtbank.
7. Verzoeker en zijn raadsman hebben het verzoek als volgt toegelicht. Zij hebben aangevoerd dat de omstandigheid dat het hof de zaak inhoudelijk wilde behandelen – nadat gemotiveerd was verzocht om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank en de raadsman niet in de gelegenheid werd gesteld een preliminair verweer te voeren – bij de verzoeker de vrees heeft gewekt dat sprake was van vooringenomenheid.
8. Mr. Nuis heeft ter terechtzitting van de wrakingskamer een toelichting gegeven namens de volledige zittingscombinatie. Hij heeft verzocht de verzoeker in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren wegens misbruik van het procesrecht. Het hof heeft nog geen beslissing genomen op het verzoek tot terugwijzing van de ontnemingszaak naar de rechtbank. Ter terechtzitting van 24 april 2018 is medegedeeld dat het hof bij einduitspraak een beslissing op dit verzoek zou nemen, omdat de juistheid van het verweer niet evident was. Het preliminaire verweer dat de raadsman wilde voeren was niet tijdig, omdat de zaak reeds was voorgedragen.
9. De advocaat-generaal heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, omdat het hof nog geen beslissing op het verzoek heeft genomen. Er is derhalve geen sprake van een beslissing waaruit vooringenomenheid blijkt.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

10. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
11. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
12. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 april 2018 heeft de voorzitter van het hof medegedeeld dat de juistheid van het verweer niet evident is en dat het hof bij einduitspraak een beslissing zal nemen op het verzoek tot terugwijzing van de ontnemingszaak tegen de verzoeker naar de rechtbank. De enkele omstandigheid dat niet onmiddellijk is beslist op het verzoek tot terugwijzing van de zaak levert geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de raadsheren jegens de verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij de verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is
13. Voor zover het wrakingsverzoek ook ziet op het niet meer mogen toelichten van een preliminair verweer, overweegt het hof dat hieruit geen vooringenomenheid van de raadsheren is af te leiden, noch een objectief gerechtvaardigde vrees daartoe. De zaak was immers reeds voorgedragen door de advocaat-generaal, zodat de ‘preliminaire verweren’ pas bij pleidooi gevoerd mochten worden.
14. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de raadsman van) verzoeker, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 18 juli 2018 door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. T.G. Lautenbach en mr. D.M. Thierry in aanwezigheid van de griffier mr. L.A.M. Karels.