ECLI:NL:GHDHA:2018:2088

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
22-005104-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte na ambtelijk bevel tot aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig onder invloed van alcohol op 10 augustus 2017 te Katwijk. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanhouding een ambtelijk bevel heeft gekregen van een surveillant van de politie om naar hem toe te komen. De verdachte heeft aan dit bevel voldaan door met zijn bromfiets naar de surveillant toe te rijden. Het hof oordeelde dat de onduidelijkheid van het bevel voor rekening van de politie komt en niet van de verdachte. Hierdoor achtte het hof het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de politie bij het geven van duidelijke ambtelijke bevelen en de gevolgen daarvan voor de strafbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005104-17
Parketnummer: 96-155102-17
Datum uitspraak: 21 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
16 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1996,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
7 augustus 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2017 te Katwijk als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 810 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen zeven jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor wat betreft de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks10 augustus 2017 te Katwijk als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 810 microgram
, in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen zeven jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat de verdachte heeft gehandeld overeenkomstig een hem gegeven ambtelijk bevel om naar de agent toe te komen, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verweer van de verdediging niet kan slagen. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de agent de verdachte niet het bevel heeft gegeven om rijdend
opde bromfiets naar hem toe te komen, maar dat dit de keuze van de verdachte zelf is geweest.
Beoordeling hof
Blijkens het dossier liggen aan het bewezenverklaarde de volgende relevante feiten en omstandigheden ten grondslag.
Een surveillant van politie belast met een alcoholcontrole op de Sandtlaan te Katwijk zag drie personen op een snorfiets aan komen rijden. Hij zag dat een meisje op dat moment als bestuurder optrad. Hij gaf haar een stopteken, waarna zij op enige afstand van hem stopte. De bestuurster en het andere meisje dat op de snorfiets zat stapten af en de verdachte bleef op de snorfiets zitten. Hierop riep de opsporingsambtenaar met luide stem naar ‘de personen’ om naar hem toe te komen. Daarna reed de verdachte op de bromfiets naar hem toe, waarna de verdachte een blaastest moest doen waaruit zijn – voor een bestuurder niet toegestane - alcoholpromillage bleek.
Het hof leidt hieruit af dat de politiesurveillant de verdachte, terwijl die op korte afstand van de politiesurveillant op een bromfiets zat, bevolen heeft naar hem toe te komen. Dit is een ambtelijk bevel als bedoeld in artikel 43, eerste lid, Sr. De verdachte heeft aan dit bevel voldaan door naar de politiesurveillant toe te rijden. De agent heeft niet gezegd dat de verdachte – die ten tijde van dit bevel nog als enige op de bromfiets zat, moest afstappen. Nu de wijze waarop de verdachte naar de politiesurveillant toe moest komen niet kenbaar is gemaakt resteert het ‘kale’, met luide stem gegeven, bevel om (naar het hof begrijpt: onmiddellijk) naar de politiesurveillant te gaan. Aan dit ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag, heeft de verdachte terstond voldaan. De ‘onduidelijkheid’ van het bevel komt onder deze omstandigheden voor rekening van de politie en niet van de verdachte. Dat nadien, toen bleek dat de verdachte onder invloed was van alcohol, aan hem duidelijk is gemaakt dat hij dat korte stukje niet rijdend had mogen afleggen, maakt dat niet anders.
Het hof acht het bewezenverklaarde daarom niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. J.M. van de Poll en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 augustus 2018.
mr. J.M. van de Poll is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.