ECLI:NL:GHDHA:2018:2716

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
22-001175-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling binnen een huwelijk met bijzondere aandacht voor huiselijk geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling van zijn (toenmalige) echtgenote. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn vrouw op 27 november 2017, waarbij hij haar tegen de muur gooide en in haar gezicht sloeg. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar in hoger beroep werd deze straf aangepast. Het hof oordeelde dat de verdachte nodeloos pijn en letsel had veroorzaakt en dat huiselijk geweld zwaarder moet worden aangerekend. De verdachte had tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn vrouw per ongeluk had geraakt tijdens een afweerreactie, maar het hof achtte deze verklaring niet geloofwaardig. Het hof vernietigde het eerdere vonnis ten aanzien van de kwalificatie en de straf, en legde een taakstraf op van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. Het hof benadrukte de ernst van de mishandeling en de impact daarvan op de slachtoffers, met name in het licht van de aanwezigheid van hun minderjarige zoon.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001175-18
Parketnummer: 09-243933-17
Datum uitspraak: 4 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
20 september 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden - kort gezegd – van een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2017 te 's-Gravenhage zijn vrouw, [aangeefster], heeft mishandeld door die [aangeefster] tegen de muur aan te gooien en/of (meermalen) in haar gezicht te slaan en/of stompen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof behoudens een nadere aanvulling niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de kwalificatie en de oplegging van de straf en de motivering daarvan. Op die onderdelen wordt het vonnis vernietigd en wordt in de plaats daarvan het volgende overwogen en beslist.
Aanvullende bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw verklaard dat op 27 augustus 2017 tijdens een woordenwisseling tussen hemzelf en zijn zoon, hij vanuit zijn ooghoek iets op zich af zag komen waarop hij in een reflex een afweerreactie heeft gemaakt en daarbij onbedoeld zijn vrouw heeft geraakt onder haar oog. De verdachte heeft benadrukt dat bij hem de opzet ontbrak om zijn vrouw te mishandelen.
Het hof acht deze lezing van verdachte niet geloofwaardig. Het letsel van zijn echtgenote strookt naar het oordeel van het hof ook niet met louter een afweerreactie van verdachte. Zijn echtgenote heeft ook geheel anders verklaard over zijn handelen. Het hof acht aannemelijk dat de verdachte niet heeft afgeweerd, maar bewust en met opzet op het gevolg heeft uitgehaald.
Het hof vermag voorts niet in te zien waarom de verdachte in zijn eigen woning - alwaar op dat moment, naar het hof uit alle verklaringen afleidt, alleen gezinsleden, te weten verdachte, zijn echtgenote en hun zoon [zoon], aanwezig waren – heeft gemeend de door hem gestelde “afwerende” beweging met zijn arm te moeten maken.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de aangeefster, zijn (toenmalige) echtgenote en moeder van zijn kinderen, op de bewezen verklaarde wijze mishandeld en haar aldus nodeloos pijn en letsel bezorgd. Huiselijk geweld wordt in het algemeen
zwaarder aangerekend dan andere vormen van mishandeling, omdat men zich juist in een relatie en ‘achter de voordeur’ veilig behoort te kunnen voelen. Het hof neemt het de verdachte extra kwalijk dat hij zijn (minderjarige) zoon van de mishandeling ongewild ooggetuige liet zijn en dat hij zich daaraan niets gelegen heeft laten liggen.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte bereid is om een ambulante behandeling te volgen en hiertoe reeds is gestart met een persoonlijkheidsonderzoek bij de Waag. In navolging van de rechtbank hecht het hof belang aan het doorlopen van het reeds aangevangen ambulante behandeltraject bij de Waag door de verdachte. Het hof neemt voorts in aanmerking dat het bewezenverklaarde in de persoonlijke sfeer reeds meerdere negatieve effecten teweeg gebracht heeft, zoals een jegens hem aangevangen echtscheidingsprocedure, de omstandigheid dat de verdachte thans niet beschikt over een vast verblijfadres en het verlies van zijn werkkring en (dus) van inkomsten.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en onder de navolgende algemene en bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd – met inachtneming van het vorenoverwogene onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie, de opgelegde taakstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is om zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zolang en frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, indien en voor zover de Reclassering dat noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen van De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, op de tijden en plaatsten als door of namens die instelling aan te geven.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene en onder aanvulling van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. E. van Die,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2018.