ECLI:NL:GHDHA:2018:2729

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
200.217.414/01, 200.217.732/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats minderjarigen en zorgregeling na niet-naleving door moeder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 3 oktober 2018, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen vastgesteld bij de vader in Nederland, in plaats van bij de moeder in Suriname. De moeder had zich niet gehouden aan de zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld, wat leidde tot deze beslissing. De vader, die advocaat is, heeft herhaaldelijk geprobeerd om contact met de minderjarigen te onderhouden, maar de moeder heeft dit bemoeilijkt door de minderjarigen niet naar Nederland te laten komen voor afgesproken vakanties en door Skype- en WhatsApp-contacten te blokkeren. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw ernstig tekortschiet in haar verplichtingen om het contact tussen de vader en de minderjarigen te bevorderen, wat in het belang van de kinderen is.

De vader heeft ter zitting overtuigend betoogd waarom de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem moet worden bepaald. Hij heeft een goede band met de kinderen en kan hen een stabiele omgeving bieden, inclusief toegang tot onderwijs en kinderopvang. De vrouw daarentegen werkt voltijds en is minder beschikbaar voor de zorg van de kinderen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de vrouw niet is verschenen op de zitting, wat haar positie verder heeft verzwakt. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn, met een zorgregeling die de betrokkenheid van beide ouders waarborgt.

De rechtbank had eerder bepaald dat de man kinderalimentatie moest betalen, maar aangezien de hoofdverblijfplaats nu bij hem is vastgesteld, is het verzoek van de vrouw om de alimentatie te verhogen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onderhouden van contact tussen minderjarigen en beide ouders, en de verantwoordelijkheden die ouders hebben in het kader van zorgregelingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 3 oktober 2018
Zaaknummers : 200.217.414/01 en 200.217.732/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 16-5350
Zaaknummer rechtbank : C/10/504707

In de zaak met nummer 200.217.414/01

[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , Suriname,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T. Bissessur te Zoetermeer.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

In de zaak met nummer 200.207.732/01

[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , Suriname,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T. Bissessur te Zoetermeer,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Voor het procesverloop in hoger beroep verwijst het hof naar zijn beschikking van 21 februari 2018, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij die beschikking is de verdere behandeling van de zaken met het oog op de bereidverklaring ter terechtzitting van partijen om met behulp van een door hen aan te zoeken mediator afspraken te maken over het hoofdverblijf van en de contacten van de niet-verzorgende ouder met de minderjarigen:
[de minderjarige 1] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] , en
[de minderjarige 2] , geboren [in] 2014 te [geboorteplaats]
aangehouden tot zaterdag 24 november 2018 pro forma. Voorts is iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, de zorgregeling, de kinderalimentatie en de proceskosten aangehouden.
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
  • op 15 maart 2018 een V-formulier van diezelfde datum met als bijlage een brief van eveneens diezelfde datum;
  • op 15 mei 2018 een V-formulier van diezelfde datum met als bijlage een brief van eveneens diezelfde datum;
  • op 24 augustus 2018 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
  • op 26 april 2018 een faxbrief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum;
  • op 28 augustus 2018 een faxbrief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van eveneens diezelfde datum.
De zaken zijn op 31 augustus 2018 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de vrouw.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Bij voormelde faxbrief van 28 augustus 2018 heeft haar advocaat meegedeeld dat zij om financiële redenen niet in staat is om naar Nederland te reizen voor de mondelinge behandeling.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen.
De man heeft ter zitting een door hem opgestelde brief voorgelezen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

Hoofdverblijfplaats minderjarigen en zorgregeling

1. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de hoofverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw in Suriname zal zijn. Voorts is de volgende zorgregeling bepaald:
  • de man zal de minderjarigen eenmaal per drie maanden gedurende twee tot twee en een halve week in Suriname bezoeken. Indien het bezoek in de schoolperiode valt, zullen de minderjarigen in die periode aaneengesloten bij de man, die dan bij zijn moeder in Suriname logeert, verblijven;
  • de minderjarigen zullen de helft van de zomervakantie bij de man in Nederland verblijven, door partijen nader in te vullen;
  • de paasvakantie en de kerstvakantie zullen de minderjarigen om en om bij de man en de vrouw verblijven;
  • de vrouw zal de minderjarigen de ene keer naar Nederland brengen en de andere keer vanuit Nederland ophalen voor de vakanties;
  • de man zal elke week op maandag, woensdag en vrijdag om 13.00 uur Surinaamse tijd via Skype contact hebben met de minderjarigen. Daarnaast zal de vrouw de man maandelijks een overzicht verschaffen van datum en tijdstip waarop een contact in het weekend via Skype kan plaatsvinden.
2. Bij zijn voormelde brief van 15 maart 2018 - waarin hij tevens om een vervroegde mondelinge behandeling verzoekt - schetst de man de situatie na de tussenbeschikking van het hof van 21 februari 2018 als volgt:
- ondanks de door de rechtbank bepaalde zorgregeling en herhaaldelijke verzoeken van de man tot uitvoering daarvan, heeft de vrouw geweigerd de minderjarigen naar Nederland te laten komen voor de afgesproken vakanties bij de man;
- de vrouw heeft tijdens het verblijf van de man in Suriname in februari 2018 een eenzijdig voorstel voor een zorgregeling aan de man overhandigd, waarbij de minderjarigen samen met de vrouw alleen in de zomer van 2018 drie weken naar Nederland zullen komen. Voorts stelt zij mediation voor bij een ontwikkelingspsychologe in Suriname, die de minderjarigen al eens heeft gesproken en een rapport heeft geschreven, zonder toestemming van de man. Deze psychologe is derhalve niet objectief. Uiteindelijk is de vrouw akkoord gegaan met een mediationtraject bij [mediator] ;
- de vrouw heeft eenzijdig besloten het verplichte Skype-contact van de man met de minderjarigen te verminderen/blokkeren zoals het haar uitkomt. Datzelfde geldt voor het WhatsApp video contact dat de man toen noodgedwongen is gestart. De man is overgeleverd aan de grillen van de vrouw.
3. Bij haar voormelde faxbrief van 26 april 2018 reageert de vrouw als volgt op de brief van de man:
- zij ziet totaal geen heil in een vervroegde zitting, in het belang van de minderjarigen;
- de vrouw is altijd bereid geweest mee te werken aan de opgelegde zorgregeling, doch loopt tegen enkele praktische problemen aan (lange reisafstand Nederland-Suriname, het tijdsverschil van 4 tot 5 uur, het slechte functioneren van de telecommunicatie in Suriname);
- de man is vaak (3 tot 4 keer per jaar) in Suriname en mag dan te allen tijde de minderjarigen zien/spreken, soms zelf onaangekondigd;
- de minderjarigen zijn nu nog te jong om voor vakanties van een week naar Nederland te vliegen en daar in een voor hen relatief onbekende situatie te verkeren. Dat zou volgens de vrouw anders zijn als de kinderen tussen 8 en 12 jaar of ouder zouden zijn. De vrouw stelt voor dat zij tot die tijd de minderjarigen in de zomervakantie voor drie tot vier weken naar Nederland brengt bij de man en daarna weer meeneemt naar Suriname;
- Skype- en/of WhatsApp video contacten zijn geen probleem, mits deze tussen 17.00 uur en 18.30 uur Surinaamse tijd plaatsvinden;
- het was de vrouw die in het belang van de kinderen mediation heeft voorgesteld. Zij had voorkeur voor een psycholoog in Suriname omdat deze bekend is met de situatie van de minderjarigen in Suriname. De man is het per definitie niet eens met de keuzes van de vrouw wat de minderjarigen betreft. Hij stelt zijn eigen wensen en belangen steeds voorop.
4. Bij brief van 15 mei 2018 heeft de man gereageerd op de brief van de vrouw als volgt:
- de man is begin mei 2018 in overleg met de vrouw naar Suriname gereisd om de minderjarigen te zien. Echter, pas na interventie van de mediator [mediator] heeft de man de minderjarigen mogen meenemen;
- de vrouw is reeds op 23 april 2018 (drie dagen vóór de door de vrouw bij het hof ingediende brief) in Suriname een procedure gestart om het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te krijgen. Daarnaast wenst zij enkel nog begeleide contacten tussen de man en de minderjarigen;
- de mediator [mediator] heeft partijen inmiddels bericht dat voortzetting van de mediation gelet op de in Suriname door de vrouw aanhangig gemaakte procedure niet zinvol is;
- de man heeft er geen enkel vertrouwen in dat de vrouw de bestreden beschikking zal naleven en vreest dat hij de minderjarigen in de zomervakantie 2018 ook niet bij zich zal mogen hebben, gelet op het feit dat de vrouw de contacten met de man enkel in Suriname en onder begeleiding wil laten plaatvinden.
5. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting gesteld dat de minderjarigen bij de vrouw in een veilige, normale omgeving verkeren. Volgens de vrouw komt de man plotseling naar Suriname om de minderjarigen te bezoeken en belt hij op ongelegen tijden, terwijl daarover afspraken zijn gemaakt. De vrouw heeft zich vanaf het begin zeer positief opgesteld, ook ten aanzien van de mediation. De vrouw was bereid in de zomervakantie 2018 drie weken naar Nederland te komen en de minderjarigen mee te nemen, maar de man wilde uitvoering geven aan de zorgregeling van de rechtbank. Volgens de vrouw kan de gewijzigde versie van de omgangsregeling die zij voorstaat, ook in Suriname uitgevoerd worden. Wat de vrouw betreft, staat zij nog steeds achter hetgeen in haar brief van 26 april 2018 is vermeld.
6. Het hof stelt vast dat de vrouw zich niet houdt aan de door de rechtbank bepaalde zorgregeling. Ter zitting is gebleken dat de minderjarigen in 2018 geen enkele van de afgesproken vakanties bij de man in Nederland hebben doorgebracht, ondanks het aanbod van de man alle kosten daarvan en het halen en brengen op zich te nemen. De vrouw verleent evenmin haar volledige medewerking aan de contacten tussen de minderjarigen en de man in Suriname en de Skype-contacten. Op eigen voorstel van de vrouw is getracht mediation te starten, waarbij uiteindelijk voor [mediator] als mediator is gekozen. Echter, de vrouw heeft bij verzoekschrift van 23 april 2018 aan de kantonrechter van het Kantongerecht te Paramaribo (Suriname) verzocht het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen te beëindigen en te bepalen dat zij voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen zal zijn belast. Daarnaast heeft de vrouw verzocht te bepalen dat bij bezoek van de man aan de minderjarigen in Suriname, dit zal plaatsvinden onder toezicht van het Bureau voor Familierechtelijke zaken. Door het indienen van dit verzoekschrift heeft de vrouw de door haar zelf geïnitieerde en nog maar net in gang gezette mediation meteen gefrustreerd en geblokkeerd. De vrouw is ten slotte niet op de mondelinge behandeling bij dit hof verschenen zodat het hof haar niet over haar motieven en zienswijzen heeft kunnen bevragen.
7. Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de vrouw ernstig tekort schiet in haar verplichting het contact tussen de man en de minderjarigen in stand te houden en te bevorderen, terwijl het kunnen onderhouden van onbelaste contacten met beide ouders in het belang is van de minderjarigen.
8. De man heeft ter terechtzitting gemotiveerd en goed doordacht bepleit waarom de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem moet worden bepaald. Het hof overweegt dat de man een goed contact heeft met de minderjarigen. De minderjarigen hebben in Nederland gewoond in de voormalige echtelijke woning te [woonplaats] waar de man nog steeds verblijft. Zij kunnen daar naar de basisschool en de kinderopvang. Ook heeft de man aangegeven dat hij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen kan combineren met zijn baan als advocaat omdat hij zijn werktijden zelf kan indelen en terug kan vallen op een netwerk van familie, vrienden en collega’s. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de vrouw voltijds werkt en gedurende haar werktijden derhalve ook is aangewezen op opvang van de minderjarigen. De man realiseert zich terdege dat de bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem een enorme overgang zal betekenen voor de minderjarigen. Hij heeft ter zitting ook aangeboden de thans geldende zorgregeling uit te voeren maar dan in omgekeerde zin, waarbij hij bereid is de minderjarigen naar Suriname te brengen. Tevens heeft hij toegezegd dat de vrouw de minderjarigen naast de vaste af te spreken Skype-tijden altijd kan skypen en/of bellen.
9. Alles overziend, is het hof van oordeel dat de man goed in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Daarnaast lijkt de man beter in staat onbelaste contacten tussen de minderjarigen en de andere ouder toe te staan en te bevorderen dan de vrouw. Het hof acht het dan ook in het belang van de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de man te bepalen. Het hof zal overeenkomstig beslissen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
10. In geval van gezamenlijke gezagsuitoefening zijn de beslissing bij welke ouder de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats hebben en de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling) beide regelingen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag (artikel 1:253a BW). Het hof acht deze regelingen zodanig met elkaar verbonden dat nu de hoofverblijfplaats van de minderjarigen bij de man zal worden bepaald, de door de rechtbank bepaalde zorgregeling niet in stand kan blijven. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook in zoverre vernietigen. Over het bezwaar van de man tegen het incidentele appel van de vrouw ter zake de zorgregeling hoeft het hof niet meer te beslissen.

Kinderalimentatie

11. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 1 november 2015 een kinderalimentatie van € 57,- per maand per kind aan de vrouw dient te betalen.
12. De vrouw verzoekt in hoger beroep een kinderalimentatie te bepalen van minimaal € 200,- per maand per kind. De man voert verweer en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel haar verzoek af te wijzen. Aangezien, zoals hiervoor is overwogen, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man zal worden bepaald, en de vrouw dan niet langer gerechtigd is kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen te ontvangen, zal het hof voormeld verzoek van de vrouw afwijzen.
13. Nu de man in hoger beroep naast zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen geen verzoek heeft gedaan om de in eerste aanleg bepaalde kinderalimentatie van € 57,- per maand per kind te vernietigen, ligt deze alimentatie niet aan het hof voor en kan het hof daarover niet oordelen.

Proceskosten

14. Gelet op de familierechtelijke aard van deze zaak zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden zal het hof de proceskostencompensatie in eerste aanleg bekrachtigen. Het andersluidende verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
15. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft:
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen
- de zorgregeling
en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man zal zijn;
wijst het inleidende verzoek van de man ter zake de zorgregeling alsnog af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover het de proceskostencompensatie betreft;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, D. Wachter en J. Zwagemaker, bijgestaan door mr. T. de Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2018.