ECLI:NL:GHDHA:2018:2794

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
22-003847-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor hennepbezit en schuldheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, namelijk ruim 3 kilo, en van schuldheling van een snorfiets. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs was dat de aangetroffen cocaïne uit zijn woning afkomstig was.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. De verdachte heeft ontkend te weten dat de snorfiets van diefstal afkomstig was, maar het hof oordeelde dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit het geval was. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003847-17
Parketnummer: 10-119397-17
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 september 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9039 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2014 tot en met 27 juni 2017 te Rotterdam, een goed te weten een snorfiets (Vespa C38) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist danwel redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier geen directe bewijsmiddelen bevat waaruit kan blijken dat de hoeveelheid cocaïne (5,36 kilogram), die in het voertuig Seat Leon met (Belgisch) kenteken [x] is aangetroffen, uit de woning van de verdachte afkomstig was. Het onder 1 ten laste gelegde is in zoverre niet wettig en overtuigend bewezen en daarom wordt de verdachte daarvan partieel vrijgesproken.
Bewijsmotivering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De verdachte heeft ontkend dat hij wist of redelijkerwijze moest vermoeden, dat deze snorfiets van een misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat de snorfiets door een persoon genaamd [persoon] bij hem in de kelderbox is neergezet en dat hij de sleutel van de kelderbox door het raam aan die [persoon] heeft gegeven.
Het hof overweegt het volgende.
Vast staat dat in de kelderbox, die behoort bij de woning van de verdachte, een snorfiets (Vespa C38) is aangetroffen die van diefstal afkomstig was. Zichtbaar was dat het slot ontbrak en dat op de plek waar het slot zou moeten zitten, een rond leeg gat zat. Vast staat voorts, dat verdachte op de derde verdieping van een portiekwoning woont. Verdachte heeft bij de politie verklaard, dat hij zelf regelmatig in de kelderbox waar de snorfiets stond komt om zijn fiets te pakken.
Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep over [persoon] verklaard dat hij hem kent van de straat en dat hij hem daar wel eens zag. De verdachte heeft geen nadere informatie over [persoon] kunnen of willen verschaffen, zoals een woon- of verblijfplaats of diens volledige naam. Ook heeft de verdachte niet kunnen verklaren over eventuele nadere afspraken met [persoon] over de snorfiets, bijvoorbeeld tot wanneer de snorfiets in de kelderbox zou blijven staan en wanneer de verdachte de sleutel van de kelderbox zou terugkrijgen, dit terwijl hij kennelijk wel weer over die sleutel beschikt om in de kelderbox te komen om zijn fiets te pakken.
Gelet op deze vaststaande feiten en omstandigheden hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat het [persoon] is geweest die de snorfiets in de kelderbox heeft neergezet. Nu de verdachte bij de politie voorts heeft verklaard dat er geen andere personen zijn die spullen bij hem neerzetten en op grond van het dossier en de behandeling ter zitting, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de snorfiets zelf in zijn kelderbox heeft gezet.
Dat het slot van de snorfiets ontbrak en dat er een gat zat op de plek waar het slot had gezeten, heeft de verdachte moeten zien toen hij de snorfiets in de kelderbox zette. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat snorfietsen vaak worden gestolen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de snorfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het door de raadsman gevoerde verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks27 juni 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
ongeveer 90393679gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 16 maart 2014 tot en met 27 juni 2017 te Rotterdam, een goed te weten een snorfiets (Vespa C38) heeft verworven
,envoorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist danwelredelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ruim 3 kilo hennep in zijn woning aanwezig gehad en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een snorfiets, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 september 2018 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Uit wat ter terechtzitting is besproken, volgt dat de gezondheidstoestand van de verdachte daarvoor geen belemmering vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H. van den Heuvel,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2018.