ECLI:NL:GHDHA:2018:3102

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
22-000145-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belediging van een politieambtenaar met inachtneming van eerdere sancties door de KNVB

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1997, was eerder door de KNVB gesanctioneerd voor een vergrijp en werd nu opnieuw vervolgd voor belediging van een politieambtenaar. De verdachte had op 21 januari 2017 in Rotterdam een beledigende opmerking gemaakt tegen een agent, wat leidde tot zijn aanhouding. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 175,-, subsidiair 3 dagen hechtenis. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte al was gestraft door de KNVB. Het hof oordeelde echter dat de sancties van de KNVB niet als een 'criminal charge' in de zin van het EVRM konden worden beschouwd, waardoor de vervolging door het Openbaar Ministerie ontvankelijk was. Het hof achtte de verdachte schuldig aan eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie en legde een voorwaardelijke geldboete van € 75,- op, met een proeftijd van 1 jaar. Het hof hield rekening met de eerdere sancties van de KNVB en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000145-18
Parketnummer: 10-013256-17
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 175,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de verdachte met betrekking tot hetgeen hem wordt verweten reeds is onderworpen aan een “criminal charge”.
Daartoe wordt allereerst aangevoerd dat aan de verdachte door de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) een onvoorwaardelijk stadionverbod en een geldboete zijn opgelegd.
De Hoge Raad [ECLI:NL:2016:613] heeft uitgemaakt, de verdediging erkent dat overigens ook, dat toepassing van deze twee typen maatregelen door de KNVB niet beschouwd kunnen worden als een “criminal charge” in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dat maakt dat in zoverre het recht tot strafvervolging van de verdachte door het Openbaar Ministerie niet is aangetast.
Vervolgens is aangevoerd dat door de KNVB aan de verdachte (ook) een taakstraf is “opgelegd” welke reeds door hem is uitgevoerd en dat deze taakstraf onmiskenbaar gericht is op bestraffing en dat het beginsel van “ne bis in idem” er aan in de weg staat dat de verdachte voor het onderhavige feit nogmaals wordt bestraft.
Het hof kan de verdediging niet volgen in dit standpunt. Nog afgezien van de omstandigheid dat de KNVB een privaatrechtelijke organisatie is en geen bevoegdheden dan wel taken heeft tot bescherming van de openbare orde, blijkt uit de door de verdediging in eerste aanleg overgelegde brief d.d. 13 april 2017 van de “Commissie Stadionverboden” van de KNVB dat het verrichten van de taakstraf een eigen keuze betrof van de verdachte. Hij heeft er vrijwillig voor gekozen om onder auspiciën van Feyenoord alternatieve arbeid te verrichten in de hoop dat zulks zou leiden tot omzetting van zijn onvoorwaardelijk stadionverbod in de voorwaardelijke variant. Deze vrijwilligheid - van enige “oplegging” is geen sprake - maakt dat de vervulde arbeid niet kan worden gezien als een “criminal charge”.
De slotsom is dat de verdachte voor hetgeen aan hem is verweten niet eerder is bestraft. Zijn vervolging is niet in strijd met het ne-bis-in-idem beginsel.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2017 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, KLP [x] van de regiopolitie rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: heb je wel eens een dier gezien met 2 lullen 1 er op en 1 eronder, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 175,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2017 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, KLP [x] van de regiopolitie
Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: heb je wel eens een dier gezien met 2 lullen 1 er op en 1 eronder
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 21 januari 2017 inderdaad in het openbaar in een menigte vol luidruchtige voetbalfans heeft geroepen: “heb je wel eens een dier gezien met twee lullen, een er op en een er onder”. Hij stelt echter dat deze opmerking was gericht naar een vriend en niet naar de agent te paard die hem daarop wegens belediging aanhield. Om die reden heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van aanhouding verklaard dat hij de verdachte aankeek toen de verdachte het bewezenverklaarde riep en de afstand bij waarneming 1 meter betrof. Het hof leidt hier uit af dat de verdachte zich in de directe aanwezigheid van de verbalisant heeft geuit en de opmerking, haar inhoud maakt een ander oordeel welhaast onmogelijk, deze verbalisant betrof, die te paard was ingezet.
Naar oordeel van het hof had de verdachte moeten kunnen begrijpen dat zijn opmerking de verbalisant zou bereiken en hij zich beledigd zou kunnen voelen, hetgeen ook gebeurd is.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze een politieambtenaar beledigd. Zodoende heeft hij deze ambtenaar in zijn of haar eer en goede naam aangerand en ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag.
Voorts houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte voor dit vergrijp reeds door de KNVB is gesanctioneerd als hiervoor vermeld.
Het hof heeft tenslotte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in aanraking met politie of justitie is gekomen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 75,00 (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. H.M.D. de Jong en mr. F.W. van Lottum,
in bijzijn van de griffiers mr. F. van Vliet en J.A. Gram.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 oktober 2018.
Mr. H.M.D. de Jong en J.A. Gram zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.