ECLI:NL:GHDHA:2018:3152
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlenging van de schuldsaneringsregeling en bekrachtiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben appellanten, die onder een schuldsaneringsregeling vallen, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag waarin hen de schone lei is onthouden. De rechtbank had geoordeeld dat appellanten toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun afdrachtverplichting, wat heeft geleid tot een boedelachterstand van € 5.889,92. De rechtbank weigerde een verlenging van de schuldsaneringsregeling, ondanks dat appellanten verzochten om een extra termijn van vier maanden om de achterstand in te lopen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, waar appellanten niet aanwezig waren, werd door hun advocaat verklaard dat de boedelachterstand niet langer werd betwist. De bewindvoerder stelde echter dat de achterstand niet binnen de resterende termijn kon worden ingelopen en adviseerde het hof om het eerdere vonnis te bekrachtigen.
Het hof heeft de argumenten van appellanten en de bewindvoerder gewogen en geconcludeerd dat appellanten niet in staat zijn om de boedelachterstand in te lopen. Het hof oordeelde dat de afdrachtverplichting onverkort van toepassing blijft bij een verlenging van de schuldsaneringsregeling en dat appellanten geen concreet voorstel hebben gedaan om de achterstand in te lopen. Het verzoek om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen werd afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2018. De beslissing werd genomen op 20 november 2018, in aanwezigheid van de griffier.