ECLI:NL:GHDHA:2018:3651

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
22-002203-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een gestolen auto met onvoldoende onderzoek naar herkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een gestolen Volkswagen Polo op of omstreeks 18 maart 2018 in 's-Gravenhage en/of Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de auto heeft verworven zonder de herkomst te controleren, wat hem met aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte de auto op een parkeerplaats van een onbekende man heeft gekregen, zonder eigendomsdocumenten en met een niet-originele autosleutel. Het hof oordeelt dat de verdachte had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was, en dat hij tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan schuldheling en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De straf is vastgesteld op een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002203-18
Parketnummer: 09-053031-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
29 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage en/of te Amsterdam, althans in Nederland een goed te weten een (personen)auto (merk Volkswagen, type Polo, kenteken [x]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op ofomstreeks 18 maart 2018
te 's-Gravenhage en/of te Amsterdam, althansin Nederland een goed
,te weten een
(personen
)auto (merk Volkswagen, type Polo, kenteken [x])
heeft verworven,voorhanden
heeftgehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen.
Op 17 maart 2018 omstreeks 23.50 uur wordt de verdachte in een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [x] aangetroffen. Deze Volkswagen Polo bleek diezelfde dag tussen 00.00 uur en 03.15 uur te zijn gestolen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 17 maart 2018 omstreeks 22.00 uur onderweg naar een vriend van hem was toen hij op de parkeerplaats voor station Lelylaan een voor hem onbekende man in een Volkswagen Polo tegenkwam. Deze man riep naar de verdachte of hij even kon komen. Nadat de verdachte naar de man toe was gelopen, begon de man over de bevalling van zijn vrouw en vertelde hij dat zijn auto naar zijn vriend in Den Haag gebracht moest worden. De man vroeg of de verdachte dit tegen betaling van een bedrag van € 100,00 wilde doen. Die vriend zou de verdachte weer bij het dichtstbijzijnde station afzetten, zodat de verdachte met de trein of de metro terug zou kunnen naar Amsterdam. De man heeft de sleutel van de auto aan de verdachte overhandigd en daarbij gezegd dat de autopapieren bij de zonneklep zouden zitten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit laatste niet heeft gecontroleerd.
Uit onderzoek is gebleken dat zich onder geen van de zonnekleppen in de auto autopapieren bevonden. Voorts is gebleken dat de aan de verdachte overhandigde autosleutel ‘vers’ geslepen was, dat op de behuizing geen Volkswagenlogo afgebeeld stond en dat de sleutel (derhalve) geen originele Volkswagensleutel betrof.
Gezien de omstandigheden waaronder de verdachte de Volkswagen Polo voorhanden heeft gekregen (in de late avond op een parkeerplaats van een voor hem onbekende man, zonder eigendoms- en kentekenpapieren en zonder originele sleutel), mede bezien in het licht van het gegeven dat het hoogst ongebruikelijk is dat een auto met een relatief hoge waarde van in ieder geval enige duizenden euro’s aan een onbekend persoon wordt ‘meegegeven’ en het gegeven dat het van algemene bekendheid is dat auto’s veelvuldig worden gestolen, is het hof van oordeel dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de Volkswagen Polo redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto geen legale herkomst had. Verdachte had, gezien voormelde feiten en omstandigheden, niet zonder nader onderzoek naar de herkomst van de auto de overdracht aan hem daarvan mogen accepteren. Door desondanks zulk een onderzoek na te laten is de verdachte tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, hetgeen meebrengt dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een auto met een relatief hoge waarde. Hij heeft er geen blijk van gegeven zich op enig moment te hebben afgevraagd wat de herkomst van deze auto was, terwijl hij had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Zodoende heeft de verdachte er zowel aan bijgedragen dat de auto buiten het bereik van de eigenaar bleef, als aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft in dit kader aangevoerd dat hij thans bij een familielid zou werken en bij oplegging van een taakstraf deze baan zou verliezen. Het hof constateert echter dat de verdachte deze stelling op geen enkele wijze heeft gestaafd, terwijl de juistheid daarvan juist vanwege de familierelatie en het gegeven dat een taakstraf zoals geëist door de advocaat-generaal ook bijvoorbeeld in een vakantieperiode kan worden verricht, bepaald niet evident is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat (slechts) een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de
gevangenisstraf niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree, mr. A. Kuijer en mr. B.W. Streefland, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 december 2018.
Mr. B.W. Streefland is buiten staat dit arrest te ondertekenen.