ECLI:NL:GHDHA:2018:3653
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.M. Bouritius
- H.P.Ch. van Dijk
- L.A. Pit
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat betrekking had op een ontnemingszaak. De veroordeelde, geboren in 1974 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 79.367,40, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Openbaar Ministerie had in hoger beroep een vordering ingediend voor een bedrag van € 81.302,40.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 december 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de politierechter vroeg. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De berekening was gebaseerd op het aantreffen van lege cans groeimiddel, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de vordering te onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de aanwijzingen voor eerdere oogsten niet voldoende waren om de vordering te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft het hof de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof op 20 december 2018, in aanwezigheid van de griffier.