ECLI:NL:GHDHA:2018:376

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
00199-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot adolescentenstrafrecht en psychiateronderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 februari 2018 een wrakingsverzoek afgewezen. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.L.J. Swart, had het verzoek ingediend naar aanleiding van de afwijzing door het hof om het adolescentenstrafrecht toe te passen zonder nader onderzoek door een psychiater. De verdediging had een rapportage van een psychiater overgelegd waarin een dergelijk onderzoek werd geïndiceerd. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de raadsheren opleverden. De raadsheren, mr. Boumans en mr. Jurgens, waren niet ter zitting verschenen, maar hadden per e-mail laten weten niet in de wraking te berusten. De advocaat-generaal, mr. H.I. den Hartog, stelde dat het afwijzen van het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing was en geen blijk gaf van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van het hof om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen een inhoudelijke beslissing was, die op basis van het psychiatrisch rapport was genomen. De wrakingskamer benadrukte dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een middel tegen onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de beslissing werd op 27 februari 2018 gegeven door de voorzitter en twee andere raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 000199-18
Rolnummer hoofdzaak : 23-002445-17
Beslissing van 27 februari 2018 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het mondeling verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:

[de verzoeker]

geboren op [geboortedatum] te [plaats],
adres: [adres],
de verzoeker,
bijgestaan door mr. S.L.J. Swart, advocaat te Amsterdam.

Het geding

In de strafzaak tegen de verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 9 januari 2018 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer in het gerechtshof Amsterdam plaatsgevonden, alwaar voorzitter mr. J.D.L. Nuis en de leden mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M. Jurgens zitting hadden.
Bij mondeling verzoek van 9 januari 2018 heeft de raadsman mr. Swart voornoemd namens de verzoeker ter terechtzitting een verzoek tot wraking van de genoemde raadsheren gedaan.
Bij beslissing van 2 februari 2018 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie de wrakingszaak ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van dit gerechtshof.
4. De raadsheren hebben elk per e-mailbericht te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
5. De wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag heeft het verzoek op 23 februari 2018 ter openbare terechtzitting behandeld, waar de verzoeker, zijn raadsman en mr. Nuis voormeld zijn gehoord. De raadsheren, mr. Boumans en mr. Jurgens, van wie eveneens de wraking is verzocht, zijn niet ter terechtzitting verschenen. De advocaat-generaal mr. H.I. den Hartog heeft haar standpunt uiteengezet.
Het wrakingsverzoek
6. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2018 is als wrakingsgrond naar voren gebracht de afwijzing door het hof van het verzoek het adolescentenstrafrecht toe te passen zonder daartoe nader onderzoek te laten instellen door een psychiater, terwijl de verdediging een rapportage van een psychiater heeft overgelegd waarin een dergelijk onderzoek wordt geïndiceerd. Ter terechtzitting van de wrakingskamer heeft de raadsman hier aan toegevoegd dat de verdediging al voorafgaande aan de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2018 het idee had gekregen dat hij op “een rijdende trein” was gestapt waarbij geen ruimte meer was voor (nader) onderzoek naar de persoon van de verdachte. De zittingsdatum was bepaald, er was een bepaalde houding vanuit het hof, sommige aspecten van verzoeken werden niet meegenomen en op grond van niet-duidelijke redenen moest er worden doorgegaan met de zaak van de verdachte, aldus de raadsman. De beslissing om het adolescentenstrafrecht toe te passen leek al te zijn genomen.
7. Ter terechtzitting van de wrakingskamer heeft mr. Nuis, mede namens mr. Boumans en mr. Jurgens, aangevoerd dat een de verdediging onwelgevallige beslissing kennelijk de reden is geweest voor het wrakingsverzoek. Een onwelgevallige beslissing levert geen grond op voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, aldus mr. Nuis. Hij heeft nadrukkelijk verklaard dat bij deze beslissing vooringenomenheid of partijdigheid geen rol heeft gespeeld. Mr. Nuis stelt dat de leden van het hof kennis hadden genomen van het rapport van de psychiater en dat hij de beslissing van het hof om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen ter terechtzitting heeft gemotiveerd, zoals ook in het proces-verbaal van de terechtzitting staat vermeld.
8. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen nu het afwijzen van het aanhoudingsverzoek van de verdediging louter een processuele beslissing is, die in cassatie kan worden getoetst, en geen blijk geeft van enige vooringenomenheid, dan wel een objectief gerechtvaardigde vrees daartoe, van de leden van het hof. Zij stelt verder dat de beslissing om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen een inhoudelijke beslissing betreft, die op basis van het rapport van de psychiater is genomen. Een deskundige kan adviseren, maar het is de rechter die beslist, aldus de advocaat-generaal.

Omvang van het wrakingsverzoek

9. De wrakingskamer stelt voorop dat ingevolge artikel 513 Sv een wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, waarbij alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.
10. De wrakingskamer overweegt dat de raadsman - nadat hij ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2018 de wrakingsgrond heeft opgegeven – ter terechtzitting van de wrakingskamer een nieuwe wrakingsgrond heeft aangevoerd, namelijk dat de verdediging – kort gezegd – het gevoel had dat hij op “een rijdende trein” was gestapt waarbij geen ruimte meer was voor (nader) onderzoek naar de persoon van de verdachte.
11. De aanvullende wrakingsgrond – wat er ook van zij - kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden meegenomen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek, gelet op het bepaalde in artikel 513 Sv. Het hof zal daarom het wrakingsverzoek beoordelen aan de hand van de ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2018 opgegeven wrakingsgrond.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

12. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verzoeker elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
13. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
14. De wrakingskamer stelt voorop, dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet is bedoeld als een verkapt rechtsmiddel tegen – de verzoeker onwelgevallige – (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor omschreven kan worden afgeleid.
14. De wrakingskamer is van oordeel dat het afwijzen van het verzoek van de verdediging door het hof onder de aan de orde zijnde omstandigheden geen uitzonderlijke omstandigheid vormt die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de raadsheren jegens de verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. In dit verband wijst de wrakingskamer er op dat de betreffende raadsheren het door verzoeker overgelegde psychiatrisch rapport bij hun overwegingen hebben betrokken, alsmede de omstandigheden waaronder het (door verzoeker erkende) strafbare feit is begaan en de houding van verdachte ter terechtzitting. Deze motivering is, zoals gezegd, niet van dien aard dat hieruit een vooringenomenheid van de betreffende raadsheren is af te leiden, noch de vrees daartoe.
14. Het verzoek tot wraking dient dan ook te worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
-
wijst afhet verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de raadsman van) de verzoeker, de raadsheren mr. Nuis, mr. Boumans en mr. Jurgens en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 27 februari 2018 door:mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. J.M. van de Poll en mr. T.G. Lautenbach, in aanwezigheid van de griffier mr. A.D. Verhoeven.