ECLI:NL:GHDHA:2018:377

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
2200480116
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en verduistering door gebruik van pinpas en pincode van aangever

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal en verduistering van geldbedragen van de aangever, die slechtziend was en in de periode tot april 2012 door de verdachte werd begeleid bij het pinnen van geld. De aangever had zijn pinpas en pincode aan de verdachte gegeven met de bedoeling om contant geld op te nemen. Na de opname van de aangever in het ziekenhuis en een verzorgingshuis, bleef de verdachte gebruik maken van de pinpas en pincode van de aangever. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zonder toestemming van de aangever geldbedragen had gepind. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof oordeelde echter dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004801-16
Parketnummer: 10-810068-16
Datum uitspraak: 2 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1943,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 23 mei 2017 en 16 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 40.000,-, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2011 tot en met 24 december 2012 te Vlaardingen meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (in totaal) 64.783 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van het gebruik van de pinpas en bijbehorende pincode van die [aangever], tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet gerechtigd was;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2011 tot en met 24 december 2012 te Vlaardingen meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (in totaal) 64.783 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als hulp en/of zaakwaarnemer, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde.
Naar het oordeel van het hof is er naast de aangifte onvoldoende bewijs voorhanden om aan te kunnen nemen dat verdachte bedragen heeft gepind van de bankrekening van aangever zonder dat hij daartoe het recht had.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1. Aangever was slechtziend. Verdachte vergezelde aangever in de periode tot april 2012 wanneer er geld gepind moest worden. Aangever was zelf in het bezit van de pinpas en pincode. Aangever vertelde verdachte welk bedrag gepind moest worden, overhandigde verdachte daartoe zijn pinpas, waarna verdachte dit bedrag pinde en vervolgens de pinpas en een geldbedrag weer teruggaf aan aangever.
In april 2012 is aangever opgenomen in het ziekenhuis en in mei 2012 in een verzorgingshuis. Aangever heeft in april 2012 zijn pinpas, pincode en legitimatiebewijs aan verdachte afgegeven met het oog op het opnemen van contant geld. Alle geldopnames in de jaren 2011 en 2012 ten laste van de bankrekening van aangever hebben plaatsgevonden op dezelfde locatie. Op 12 november 2014 is door een politieambtenaar bevonden dat aangever op dat moment weliswaar oud was en slecht ter been alsmede dat hij zich erg moest concentreren om te schrijven, maar goed op de hoogte was van de details van de zaak, zoals data en bedragen.
2. De bankrekeningen van aangever en verdachte zijn onderzocht. Wat betreft de periode tot april 2012 komt daaruit het volgende beeld naar voren inzake enig verband tussen opnames van de bankrekening van aangever en stortingen op de bankrekening van verdachte:
Opname door aangever:
storting bij verdachte:
28.3.2011
€ 2.500
28.3.2011
€ 2.400
8.9.2011
€ 3.500
9.9.2011
€ 300
2.11.2011
€ 3.500
2.11.2011
€ 600
10.2.2012
€ 2.500
13.2.2012
€ 1.000 + € 200
5.3.2012
€ 3.500
6.3.2012
€ 1.300
3. Wat betreft de periode vanaf april 2012 komt uit dit onderzoek het volgende beeld naar voren inzake enig verband tussen opnames van de bankrekening van aangever en stortingen op de bankrekening van verdachte:
Opname ten laste van aangever:
storting bij verdachte:
17.4.2012
€ 4.000
17.4.2012
€ 1.200
26.4.2012
€ 3.500
26.4.2012
€ 1.000
21.5.2012
€ 2.600
22.5.2012
€ 1.250
21.6.2012
€ 2.500 + € 500
21.6.2012
€ 1.000
3.7.2012
€ 1.000
3.7.2012
€ 750
2.10.2012
€ 1.500
2.10.2012
€ 2.000
4. Daarnaast hebben op de navolgende data opnames van de bankrekening van aangever plaatsgevonden zonder dat er een datum-gerelateerd verband kan worden gelegd met een storting op de bankrekening van verdachte:
12.1.2011
€ 4.000 + € 3.000
2.2.2011
€ 4.000
15.4.2011
€ 500
5.5.2011
€ 2.000
27.5.2011
€ 4.000
16.6.2011
€ 3.000
4.7.2011
€ 1.000
29.7.2011
€ 4.000
11.8.2011
€ 2.500
30.9.2011
€ 3.000
11.10.2011
€ 3.000
5.12.2011
€ 4.000
13.1.2012
€ 4.000
26.3.2012
€ 3.500
26.4.2012
€ 3.500
31.5.2012
€ 1.750
17.7.2012
€ 4.000
2.8.2012
€ 500
7.8.2012
€ 1.500 + € 500
13.8.2012
€ 3.000
12.9.2012
€ 500
17.9.2012
€ 3.500
19.10.2012
€ 3.000
20.11.2012
€ 3.500
11.12.2012
€ 2.000
24.12.2012
€ 1.000
5. Ook zijn er stortingen op de bankrekening van verdachte zonder dat er en datum-gerelateerd verband kan worden gelegd met een opname van geld vanaf de bankrekening van aangever:
31.3.2011
€ 200
12.12.2011
€ 1.000 + € 200
24.1.2012
€ 650 + € 100
13.2.2012
€ 1.000 + € 200
2.4.2012
€ 1.200
6. Gegeven het feit dat aangever in de periode tot april 2012 de pinpas zelf onder zich had, moet het ervoor gehouden worden dat dat verdachte in deze periode niet zonder medeweten van aangever enig geldbedrag kon pinnen. Deze periode wordt gekenmerkt doordat zeer frequent toch wel grote bedragen contant worden opgenomen van de bankrekening van aangever. Daarnaast moet geconstateerd worden dat op de bankrekening van verdachte contante bedragen gestort worden, zonder dat sprake lijkt te zijn van een duidelijk patroon. In het licht van deze omstandigheden roepen de onder 2 weergegeven verbanden weliswaar vragen op, maar zijn deze verbanden te zwak om zonder verder bewijs bewezen te kunnen achten dat verdachte in deze periode enig bedrag van aangever heeft gestolen dan wel verduisterd. Weliswaar heeft aangever verklaard dat hij gemiddeld per maand € 1.500 aan contante uitgaven had en dat het niet anders kan dan dat de bedragen die voor het meerdere zijn opgenomen door verdachte moeten zijn achtergehouden, maar dit vindt onvoldoende ondersteuning in de voorhanden bewijsmiddelen.
7. Wat betreft de periode vanaf april 2012 valt op dat ondanks het verblijf in het ziekenhuis en het verzorgingshuis naar algemene ervaringsregels te verwachten kosten niet vanaf de bankrekening giraal zijn betaald, terwijl nog steeds grote bedragen contant zijn opgenomen. Vast staat dat verdachte in deze periode beschikte over de pinpas en pincode van aangever. Verdachte erkent dat hij de betreffende bedragen heeft opgenomen, maar stelt dat hij ze heeft aangewend ten behoeve van aangever.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. F. de Jong, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2018.
Mrs. Th.W.H.E. Schmitz en F. de Jong alsmede de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.