VI. de omstandigheid dat het hof de advocaat-generaal zonder enig bewijs volgt in zijn stelling dat er geen onderliggende stukken zijn met betrekking tot kort gezegd een melding door de burgemeester.
De verdediging is van mening dat de wrakingsgronden op zichzelf en tevens in onderlinge samenhang bezien leiden tot een gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid.
8. De gewraakte raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie laten weten dat zij niet in de wraking berusten. Hiertoe is – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het wrakingsverzoek is gedaan naar aanleiding van en direct volgend op door de strafkamer gegeven tussenbeslissingen op nadere onderzoekswensen van de verdediging. Deze beslissingen zijn zonder enige vooringenomenheid genomen en lopen geenszins vooruit op uiteindelijk te beantwoorden (rechts)vragen, waaronder de vraag over het al dan niet bestaan van een rechtsgeldig besluit tot geheimhouding. Hier doet zich niet de omstandigheid voor dat de motivering van de tussenbeslissingen zodanig is dat daaruit blijkt van enige vooringenomenheid.
9. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, nu - kort gezegd - geen sprake is van vooringenomenheid dan wel van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde schijn van partijdigheid.
Beoordeling van het wrakingsverzoek
10. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
11. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
12. De wrakingskamer stelt voorop dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een - verkapt rechtsmiddel tegen - de verzoekster onwelgevallige - (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Wat betreft de motivering van de (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie ECLI:NL:HR:2018:1413). 13. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd is de wrakingskamer van oordeel dat in de door de strafkamer op de verzoeken van de verdediging genomen beslissingen , mede gelet op de fase waarin het onderzoek zich bevindt, telkens geen eindbeslissingen in de zin van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering liggen besloten. De beslissingen lopen geenszins vooruit op uiteindelijk te beantwoorden (rechts)vragen, hetgeen in de schriftelijke reactie van de gewraakte raadsheren wordt bevestigd.
Voorts duiden de door de strafkamer gebezigde bewoordingen naar het oordeel van de wrakingskamer niet op enige vorm van vooringenomenheid. De door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden raken steeds aan de inhoud van de door het hof gegeven (tussen)beslissing. Zoals hiervoor overwogen komt de wrakingskamer daarover geen oordeel toe. Datzelfde geldt ten aanzien van de bezwaren tegen de wijze van motivering. Niet gebleken is dat de betreffende motivering in het licht van alle omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de betreffende raadsheren die de beslissingen hebben genomen.
14. Naar het oordeel van de wrakingskamer is derhalve geen sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de raadsheren jegens de verzoekster een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij de verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
15. Gelet op het bovenstaande dient op het verzoek tot wraking te worden beslist als hierna weergegeven.
Beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de verzoekster, haar raadsvrouw, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 5 december 2018 door mrs. I.E. de Vries, W.M.G. Visser en
C.M. Warnaar, in aanwezigheid van de griffier mr. J. van der Vegte.