ECLI:NL:GHDHA:2018:4023
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal wegens gebrek aan feitelijke heerschappij over het goed
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week voor de subsidiaire tenlastelegging. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte alsnog zou worden veroordeeld voor de primair ten laste gelegde diefstal.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 november 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een deel van een hek heeft weggenomen. De verdachte heeft echter niet de feitelijke heerschappij over het goed verworven, aangezien het hek zich op het moment van de aanhouding nog op de grond bevond en niet in de auto van de verdachte. Dit leidde tot de conclusie dat de wegneming niet als voltooid kon worden beschouwd, wat resulteerde in vrijspraak van de subsidiaire tenlastelegging.
Het hof heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het ontbreken van een woonadres en inkomen, en heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, gezien de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de niet bewezen verklaarde feiten.