ECLI:NL:GHDHA:2018:4024
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- W.P.C.M. Bruinsma
- H.M.D. de Jong
- F.W. van Lottum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak wegens belediging en eerroof via sociale media
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 september 2015. De verdachte, geboren in 1986, was eerder vrijgesproken van de tenlasteleggingen die hem waren opgelegd. De officier van justitie had tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. In een eerder arrest van 2 mei 2016 had het hof de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete voor het subsidiair ten laste gelegde. Deze zaak kwam opnieuw voor het hof na een vernietiging door de Hoge Raad op 10 april 2018, die het hof opdroeg de zaak opnieuw te berechten.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk aangeranden van de eer en goede naam van een benadeelde partij door middel van beledigende uitlatingen op sociale media, specifiek via Twitter en Facebook. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis waarvan beroep, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
De beslissing van het hof was dat het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en dat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 oktober 2018.