ECLI:NL:GHDHA:2018:571
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- P.B. Kamminga
- O.I.M. Ydema
- E.C. Punselie
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad in een alimentatiezaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om schorsing van de alimentatieverplichtingen die hem zijn opgelegd in de beschikking van 15 juli 2015 van de rechtbank Noord-Holland. De man stelt dat zijn financiële situatie zodanig is verslechterd dat hij niet meer in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. Hij heeft zijn inkomen zien dalen van ruim € 66.000,- in 2015 naar € 44.850,- in 2016 en is momenteel onderworpen aan beslaglegging op zijn inkomen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwist de financiële noodsituatie van de man en stelt dat hij niet heeft aangetoond dat zijn situatie is gewijzigd sinds de eerdere beschikking.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de man voldoende feiten heeft aangedragen die zijn verzoek tot schorsing onderbouwen. Het hof heeft geoordeeld dat de man in een financiële noodtoestand verkeert als gevolg van de beslaglegging en dat het in zijn belang is om de partneralimentatie tijdelijk op nihil te stellen. De beslissing van het hof houdt in dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de partneralimentatie wordt geschorst totdat er een beslissing is genomen in de hoofdzaak. De proceskosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.