ECLI:NL:GHDHA:2018:676

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-002348-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Iran in 1990, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, wegens mishandeling van haar levensgezel. De mishandeling vond plaats op 27 juni 2015, toen de verdachte een hoeveelheid heet water over haar levensgezel gooide.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. Het hof heeft echter vastgesteld dat de omstandigheden van de verdachte in de afgelopen jaren positief zijn veranderd en dat er geen ernstiger letsel is veroorzaakt door haar handelen.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en geoordeeld dat, gezien het tijdsverloop en de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden. De verdachte is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak afgesloten met de conclusie dat de verdachte strafbaar is, maar dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002348-17
Parketnummer: 09-126843-15
Datum uitspraak: 27 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 mei 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortejaar] 1990,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 13 maart 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 juni 2015 te 's-Gravenhage haar levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door een hoeveelheid (koekend)heet water over die levensgezel heen te gooien/gieten.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere beslissing voor wat betreft de strafoplegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks27 juni 2015 te 's-Gravenhage haar levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door een hoeveelheid
(koekend)heet water over die levensgezel heen te gooien
/gieten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen haar levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu haar een beroep op psychische overmacht toekomt. Hiertoe heeft hij – samengevat - aangevoerd dat het handelen van de verdachte moet worden bezien tegen de achtergrond van de relatie met haar partner. Op grond van de inhoud van het dossier en gelet de verhuizing van de verdachte naar een eigen woning is voldoende aannemelijk dat sprake was van psychische overmacht, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Een beroep op psychische overmacht kan alleen dan slagen wanneer sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
Naar het oordeel van het hof zijn in het verhandelde ter terechtzitting aanwijzingen te vinden voor eerder geweld van de zijde van de aangever, de partner van de verdachte. In de zich in het dossier bevindende verklaringen van de verdachte en haar partner, in hetgeen is gerelateerd door de na de melding van huiselijk geweld ter plaatse gekomen verbalisanten, noch in de genoemde verhuizing, kan echter voldoende steun worden gevonden voor het door de raadsman ingenomen standpunt.
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over het ontstaan van het bij haar geconstateerde letsel. Mede daardoor is onvoldoende vast te stellen wat zich voorafgaande aan het bewezenverklaarde heeft afgespeeld. Hetgeen op grond van het verhandelde ter terechtzitting bekend is over de persoon van de verdachte maakt dat niet anders.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
De verdachte heeft inmiddels bijna drie jaar geleden tijdens een ruzie met haar partner hete thee over hem gegooid, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Dat het handelen van de verdachte geen ernstiger letsel heeft veroorzaakt is een gelukkige omstandigheid die niet te danken is aan haar handelen.
Het hof heeft kennisgenomen van het in de onderhavige zaak door C. van Kesteren opgestelde Reclasseringsadvies d.d. 9 oktober 2015, waarin wordt geadviseerd deze strafzaak voorwaardelijk te seponeren.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 26 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte zowel voor als na het bewezenverklaarde feit niet met justitie in aanraking is gekomen.
Tot slot heeft het hof kennisgenomen van de inmiddels in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Gelet op het voorgaande acht het hof het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 maart 2018.