In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Iran in 1990, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, wegens mishandeling van haar levensgezel. De mishandeling vond plaats op 27 juni 2015, toen de verdachte een hoeveelheid heet water over haar levensgezel gooide.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. Het hof heeft echter vastgesteld dat de omstandigheden van de verdachte in de afgelopen jaren positief zijn veranderd en dat er geen ernstiger letsel is veroorzaakt door haar handelen.
Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en geoordeeld dat, gezien het tijdsverloop en de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden. De verdachte is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak afgesloten met de conclusie dat de verdachte strafbaar is, maar dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.