ECLI:NL:GHDHA:2018:679

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-003543-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2015. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene, die in een eerdere strafzaak met parketnummer 09-753332-12 was vrijgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene bij arrest van 13 april 2017 algeheel is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wat betekent dat er geen veroordeling wegens een strafbaar feit is. Hierdoor kan het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering van het Openbaar Ministerie zal worden afgewezen, gezien de onherroepelijke vrijspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft deze vordering beoordeeld en geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de eerdere beslissing. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel verworpen en het vonnis vernietigd.

De beslissing van het hof houdt in dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien er geen veroordeling is die deze vordering kan rechtvaardigen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof en is een belangrijke uitspraak in het kader van de ontnemingswetgeving, waarbij de rechtsbescherming van de betrokkene voorop staat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003543-15 PO
Parketnummer: 09-753332-12
Datum uitspraak: 22 februari 2018
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2015 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
De inleidende vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal € 41.643,00 ter ontneming van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel uit de in haar strafzaak onder parketnummer 09-753332-12 bewezen verklaarde feiten.
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in Den Haag van 22 juli 2015 is het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 24.267,00 en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.267,00.
Namens de veroordeelde is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
De veroordeelde is bij arrest van dit gerechtshof van 13 april 2017 algeheel vrijgesproken van de haar in de zaak met parketnummer 09-753332-12 ten laste gelegde feiten. Dit arrest is op 28 april 2017 onherroepelijk geworden.
Vordering van het Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen, gelet op de onherroepelijke vrijspraken in de hoofdzaak.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de vordering
Bij de behandeling in hoger beroep van de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is komen vast te staan dat de betrokkene bij arrest van 13 april 2017 van dit gerechtshof (onherroepelijk) algeheel is vrijgesproken van de in de strafzaak met parketnummer 09-753332-12 ten laste gelegde feiten.
Het Openbaar Ministerie dient, nu betrokkene bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vrijgesproken van het haar tenlastegelegde en om die reden een veroordeling wegens een strafbaar feit ontbreekt, niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met parketnummer 09-753332-12.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. R.M. Bouritius, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 februari 2018.