ECLI:NL:GHDHA:2019:1343

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
22-003028-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor smaadschrift via sociale media

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, wegens smaadschrift. De tenlastelegging betrof uitlatingen die de verdachte zou hebben gedaan via sociale media, waaronder Facebook, YouTube en Twitter, met het kennelijke doel om de eer en goede naam van de benadeelde partij aan te tasten.

Het hof heeft echter vastgesteld dat de bewijsvoering in deze zaak tekortschiet. De uitlatingen waren gedaan in privégesprekken en de inhoud van het dossier was rommelig en chaotisch, waardoor het moeilijk was om de tenlastelegging te onderbouwen. Het hof concludeert dat er geen bewijs is dat de verdachte met opzet ruchtbaarheid heeft gegeven aan de beschuldigingen die in de uitlatingen zijn gedaan. De verdachte is daarom vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gestructureerde bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op uitlatingen op sociale media. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij, waarmee het hof de eerdere veroordeling ongedaan maakt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003028-18
Parketnummer: 09-141165-17
Datum uitspraak: 21 mei 2019
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1973 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 7 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 maart 2012 tot en met 20 mei 2017 te Bodegraven, gemeente [gemeente] opzettelijk de eer en/of de goede naam van [benadeelde partij] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door
(het onder een valse naam) op Facebook plaatsen van openbare berichten met daarin (onder andere) teksten als:
"Ben je ook pedofiel? Nee toch? We zitten als 3 jaar in rechtzaken [benadeelde partij] heeft alles verloren op advies van de raad van de kinderbescherming wegens misbruik van 3 jarig kind door een bijna 60 jarige man wordt de erkenning vaderschap vernietigd, dan moet je wel wat gedaan hebben toch!!!!!!!!!!!!" en/of
"[benadeelde partij] je hebt al 5 vrouwen van 18 naar Nederland gehaald, je wilde destijds niet jonger dan 18 jaar oud vraag maar na bij IND, allen zijnde gevlucht voor jou, met redenen!!!"
en/of op YouTube en/of Twitter een filmpje heeft geplaatst met daarin
"het meisje mag niet praten, van ons wel!!" en/of
Dhr [benadeelde partij] die de moeder zoals gewoonlijk weer onder druk zet!" en/of
een bericht via Facebook Messenger heeft gezonden aan familie van [benadeelde partij]s vriendin met daarin
dat hij, [benadeelde partij], verslaafd zou zijn en/of dat hij, [benadeelde partij], zijn ex-vriendin zou hebben verkracht en/of dat hij dochter [dochter] zou hebben misbruikt.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte is smaadschrift ten laste gelegd. De tenlastelegging behelst in totaal 7 uitlatingen, welke door de verdachte zouden zijn gedaan via een openbaar profiel op Facebook, via Youtube en/of Twitter en via Facebook Messenger.
Het hof stelt vast dat die verdenking is gebaseerd op een zeer rommelig en chaotisch dossier. Dat dossier bestaat in de kern uit een aantal processen-verbaal met daaraan toegevoegd een grote hoeveelheid veelal slecht leesbare kopieën van op diverse social media gewisselde berichten. In deze bijlagen is geen ordening aangebracht, zodat de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen lastig vindbaar zijn. Daarnaast gaat het om schermafdrukken waaruit veelal niet dan wel niet aanstonds duidelijk wordt via welk medium (Facebook, Twitter, Youtube) en op welk tijdstip de daarin opgenomen uitlatingen zijn gedaan. Ook is in een aantal gevallen sprake van berichten in vreemde talen (Engels, Thais), welke berichten niet zijn vertaald. Een van de uitlatingen is in de Engelse taal gedaan en in het Nederlands in de tenlastelegging terechtgekomen, terwijl dit stuk niet is vertaald door een beëdigd tolk. Het hof wenst in dit verband op te merken dat het verrichten van (digitaal) onderzoek dat rechterlijke toetsing mogelijk maakt meer omvat dan het schijnbaar willekeurig bundelen van een stapel uitgeprinte berichten die op social media zijn uitgewisseld. Meer ordening en een heldere duiding van het onderzoeksmateriaal binnen een digitale omgeving was bevorderlijk geweest voor de kwaliteit van zowel het onderzoek als de tenlastelegging en had onnodige belasting van het rechterlijk apparaat voorkomen.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg is het hof van oordeel dat er ten aanzien van de uitlatingen "
[benadeelde partij] je hebt al 5 vrouwen van 18 naar Nederland gehaald, je wilde destijds niet jonger dan 18 jaar oud vraag maar na bij IND, allen zijnde gevlucht voor jou, met redenen!!!" en "
het meisje mag niet praten, van ons wel!!" en "Dhr [benadeelde partij] die de moeder zoals gewoonlijk weer onder druk zet!" geen sprake is van een aanklacht van een feit. De verdachte dient ten aanzien van die uitlatingen vrijgesproken te worden.
Het hof komt, eveneens in navolging van de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg, evenmin tot bewezenverklaring ten aanzien van de uitlatingen gedaan via Facebook Messenger. Het gaat in dat verband om berichten die zijn verzonden in privégesprekken met een ander. Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg kan niet worden vastgesteld dat de verdachte sprak met deze persoon met het kennelijke doel ruchtbaarheid te geven aan de in die berichten gestelde belastende beweringen. De verdachte dient ten aanzien van deze uitlatingen eveneens te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de resterende eerste uitlating in de tenlastelegging overweegt het hof als volgt. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, komt het hof niet tot een bewezenverklaring. Het hof maakt uit de inhoud van het dossier op dat de betreffende uitlating in de ten laste gelegde periode is verstuurd door middel van Facebook, via een privébericht vanaf het account ‘[x]’ naar het account van [y]. De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van het account [x]. Het bericht is pas nadien, na verdere verspreiding door [y], in een bredere kring van personen bekend geraakt.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat ook beschuldigingen die niet publiekelijk zijn gedaan of slechts aan één persoon zijn geuit kunnen zijn gedaan met het kennelijke doel om daar ruchtbaarheid aan te geven (vergelijk Hoge Raad 12 juni 2012, NJ 2012, 382). Van belang kan zijn of verwacht mag worden dat de ontvanger van de (smadelijke) mededeling daar vertrouwelijk mee omgaat. Of de verdachte deze verwachting mocht hebben, is niet vast te stellen. Het dossier biedt daarvoor geen verdere aanknopingspunten. Het hof kan daarom niet vaststellen dat de verdachte het bericht verstuurde aan [y] met het kennelijke doel ruchtbaarheid te geven aan de in dat bericht gestelde belastende beweringen. Om die reden kan naar oordeel van het hof geen bewezenverklaring volgen. De verdachte dient ten aanzien van deze uitlating eveneens te worden vrijgesproken.
Het hof komt aldus tot een algehele vrijspraak.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. R.J. de Bruijn en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. S.J. de Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2019.
mr. J.W. van den Hurk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.