In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een zorgverlener, [geïntimeerde], voor de schade die [betrokkene] heeft geleden door een onjuiste verantwoording van het persoonsgebonden budget (PGB). De Stichting Inkomens Beheer en Bewindvoering, als bewindvoerder van [betrokkene], heeft de zorgverlener aangeklaagd omdat deze verzuimd heeft om de benodigde documenten tijdig in te dienen bij het Zorgkantoor, wat heeft geleid tot de terugvordering van het PGB van € 12.154,01. De kantonrechter had eerder een deel van de vordering toegewezen, maar ook een eigen schuld van 30% aan [betrokkene] toegerekend. De Stichting ging hiertegen in beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgverlener onrechtmatig heeft gehandeld door de PGB-declaratieformulieren onvolledig in te vullen en niet tijdig bezwaar te maken tegen de vaststellingsbeschikking van het Zorgkantoor. Het hof oordeelde dat de eigen schuld van [betrokkene] niet aan de schade kan worden toegerekend, omdat hij op de zorgverlener had vertrouwd om de administratieve zaken correct af te handelen. De zorgverlener had de verantwoordelijkheid om de juiste informatie te verstrekken, vooral gezien de verstandelijke beperking van [betrokkene].
Het hof heeft de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd en de vordering van de Stichting in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de kosten van het geding. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverleners in de omgang met PGB's en de noodzaak van zorgvuldige administratie.